
Partijdigheid heeft voor de advocaat dezelfde betekenis als onpartijdigheid voor de rechter. Dat klinkt simpeler dan het in de praktijk vaak is, zoals blijkt uit de verwikkelingen in de Holleeder-zaak.
Op 11 mei jl. maakte Stijn Franken in een persbericht1 bekend de verdediging van Holleeder, die hij al sinds 2007 bijstond, neer te leggen. De deken van de Orde van Advocaten van Amsterdam had hem dit dringend geadviseerd, nadat Holleeders zus Sonja en zijn ex-vriendin Sandra een klacht tegen Franken hadden ingediend. Het persbericht geeft geen inzicht in wat er zich precies heeft afgespeeld, vanwege de geheimhoudingsplicht van Franken. Dat maakt het moeilijk, zoals ook in het persbericht staat, te reageren op onjuiste beeldvorming in de media, met name als het de advocaat zelf is die onder vuur ligt. De problemen zijn ontstaan toen bleek dat de zussen van Holleeder en diens ex-vriendin in het geheim belastende verklaringen tegen Holleeder hadden afgelegd terwijl Franken of zijn kantoorgenoten – afgaande op de berichtgeving in de kranten – eerder twee van hen zou hebben bijgestaan in andere zaken. Als dat het geval is geweest, dan ontvouwt zich een scenario van mogelijke tegenstrijdige belangen.
Het verbod van behartigen van tegenstrijdige belangen is een uitvloeisel van het uitgangspunt van principiële partijdigheid van de advocaat: een cliënt moet erop kunnen vertrouwen dat de advocaat alleen zijn belangen behartigt en niet die van een derde of een andere cliënt, of die van hemzelf. Maar er is nog een ander belang in het spel dat daarmee samenhangt en dat is het beroepsgeheim. Het is immers niet de bedoeling dat vertrouwelijke informatie van een cliënt zonder diens toestemming ter beschikking komt van een derde, laat staan van de tegenpartij. Daarom is het voor advocaten in beginsel niet toegestaan tegen ex-cliënten op te treden ook al gaat het niet om dezelfde zaak en maant regel 7 van de Gedragsregels 1992 tot voorzichtigheid: advocaten moeten ook niet voor meerdere cliënten optreden als “een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is”. Het verbod geldt ook voor kantoorgenoten. Toch is het niet absoluut. Zo kunnen partijen in een echtscheidingszaak afspreken samen een advocaat te nemen en kunnen ook medeverdachten in strafzaken ervoor kiezen dat zij door dezelfde advocaat worden bijgestaan. Illustratief in dat verband is een tuchtzaak die in 1999 heeft gespeeld en die ook de nodige aandacht in de pers heeft gekregen. Daarin diende de Amsterdamse deken een klacht in tegen M. Moszkowicz die, terwijl hij de raadsman was van de Surinamer Brunswijk in een drugszaak, tevens diens vriendin bijstond die in het bezit van een koffer met 52 kg cocaïne komend vanuit Suriname op Schiphol werd aangehouden. De vriendin werd door justitie benaderd om als kroongetuige tegen Brunswijk op te treden. Tegen Moszkowicz had zij gezegd dat zij er niet aan dácht tegen haar vriend verklaringen te gaan afleggen. Toen zij tot zes jaar gevangenisstraf werd veroordeeld, kwam ze daarop terug, waarop Moszkowicz de verdediging neerlegde wegens tegenstrijdige belangen. Voor de tuchtrechter was de vraag aan de orde of Moszkowicz niet van meet af aan de verdediging van de vriendin van Brunswijk had behoren te weigeren en stond de discussie centraal wie er eigenlijk over beslist of er tegenstrijdige belangen zijn, de advocaat of de betrokken cliënten? Stel dat de cliënten elkaar zouden kunnen belasten maar op grond van hun relatie beslissen dat niet te willen, kunnen zij dan ervoor kiezen te worden bijgestaan door één advocaat? Het Hof van Discipline neemt als uitgangspunt dat het de cliënten zelf zijn die uiteindelijk beslissen welke procesopstelling zij kiezen en ook of ze ervan afzien informatie te verstrekken die voor hun eigen procespositie gunstig is, maar nadelig voor de ander. Het is de taak van de advocaat na te gaan of de betrokken cliënten deze beslissingen in vrijheid nemen. Zij moeten hun cliënten ook inscherpen wat de consequenties zijn van hun keuzes en dat zij de vrijheid hebben hun procespositie te wijzigen. Het Hof van Discipline acht het in dit verband van belang dat de advocaat dit schriftelijk vastlegt en daarbij alle betrokkenen erop wijst dat mocht een van hen in de toekomst willen terugkomen op de gekozen proceshouding, zij zich tot een andere advocaat kunnen wenden voor advies en dat als er zich vervolgens toch tegenstrijdige belangen voordoen, de advocaat zich moet terugtrekken uit alle zaken. Hij kan dan niet meer kiezen voor één van de twee.2 Met deze – op zichzelf zinnige – regels heeft het Hof van Discipline de problemen die samenhangen met het behartigen van tegenstrijdige belangen geplaatst in het kader waarin ze thuishoren, namelijk in het perspectief van een eenzijdige belangenbehartiging waarbij de belangen van de cliënten steeds voorop behoren te staan. Daarbij heeft de advocaat ook een eigen verantwoordelijkheid. Als hij over informatie beschikt van de ene cliënt, die hij niet kan delen met de andere cliënt omdat dat nadelige gevolgen kan hebben voor één van de twee, dan kan het heel lastig worden om voor beide cliënten te blijven optreden, of te blijven optreden in een zaak waarbij een ex-cliënt is betrokken, ook al is dit de uitdrukkelijke wens van de betrokkenen zelf.
We weten te weinig om te kunnen beoordelen of Franken de verdediging van Holleeder had kunnen voortzetten. Had hij kunnen voorzien dat de zussen en ex-vriendin zich tegen zijn cliënt zouden keren? Hoe dan ook, het is gebeurd en dan lijkt er gelet op het belang van de partijdigheid en de geheimhoudingsplicht weinig anders op te zitten dan de verdediging neer te leggen. Maar het blijft een duivels dilemma.
Dit Vooraf is ook gepubliceerd in NJB 2016/1034, afl. 21
- http://fzkc.nl/persbericht-11-mei-2016/
- Hof van Discipline 8 november 1999, Advocatenblad 2000, p. 508.
Bron afbeelding: Matthew Lancaster