
Het is vaak gezegd, er wordt nergens zoveel gelogen als in de rechtszaal. Het is dus enigszins cynisch het strafproces te afficheren als een proces gericht op waarheidsvinding. Dat ons strafproces niet uitnodigt tot openheid, komt niet aan de orde. De wet zelf legt het recht om geen openheid te geven, het recht om te zwijgen, vast (artikel 29 Sv). Het is een kernrecht. In deze bijdrage een pleidooi voor een ‘heilzamer vergezicht’, naar een proces dat enerzijds is bedoeld om zoveel mogelijk vast te stellen wat er is gebeurd zonder straf in het vooruitzicht te stellen om daarna, in een tweede fase te bezien wat nodig is opdat slachtoffers en/of hun nabestaanden weer met elkaar verder kunnen en dat dat ook door de samenleving kan worden gedragen.
In aflevering 9 van dit jaar (NJB 2025/482) schreef ik hoe de tenlastelegging een maatschappelijke gebeurtenis verengt tot een willekeurige gebeurtenis zonder enige maatschappelijke context. Die context wordt weggestopt door de aandacht volledig te richten op of de tenlastelegging al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden bewezen.
Ik herinner mij een strafzaak waarin de officier van justitie een kostbare reconstructie liet uitvoeren die er louter op was gericht om te bezien hoe lang de verdachte er over had gedaan om het wapen waarmee hij zijn vrouw had gedood uit de schuur te halen tot het moment dat hij de dodingshandeling uitvoerde. Vast stond dat de man tevoren geen enkel plan had en dat hij evident kortsluiting in het hoofd kreeg toen hij zijn vrouw zag op de slaapbank. De officier meende dat hij voldoende tijd had gehad om zich te bedenken, tijd genoeg voor bezinning, en ging voor moord. Met de discussie over moord en doodslag werd een belangrijk deel van de zitting gevuld. Verloren zou een betere kwalificatie zijn; er was geen kalm beraad of rustig overleg aan zijn daad vooraf gegaan. De rechtbank kwam dus helemaal niet aan de kwalificatie moord toe. Het voelt als een zinledige discussie waarin veel wezenlijks wordt gemist als de focus ligt op de tenlastegelegde moord of doodslag. Er waren immers kinderen die in één keer moeder en vader moesten missen. Daarover is het niet gegaan. Daarover gaat het eigenlijk nooit: waarop heeft het delict precies invloed op?
Na de bespreking van de feiten komen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ter sprake waarmee het inhoudelijk deel van de strafzaak wordt afgesloten. Dit betekent dat de bespreking van de persoonlijke omstandigheden enerzijds wordt losgekoppeld van de feiten en anderzijds dat de persoonlijke omstandigheden ook niet worden geplaatst in een maatschappelijke context. Dat heeft tot gevolg dat de kennis over de verdachte erg oppervlakkig blijft. Als er wat dieper wordt gekeken door zielkundigen dan is het onderzoek erop gericht of de verdachte voldoet aan criteria die worden genoemd in de DSM-V. Dat is een beperkte manier van kijken.
Niettemin zal de psychiater zeggen dat ieder mens tot doding in staat is wanneer de omstandigheden daar zijn. In een interview in Tijdgeest van 12 april 2025 antwoordt de schrijver Oek de Jong desgevraagd: ‘In elke mens zit kwaadaardigheid. Het hangt af van de omstandigheden of dat al dan niet naar buiten komt’. We zouden dus met meer mededogen naar de verdachte kunnen kijken en blij zijn dat de omstandigheden, altijd weer andere, zich bij ons niet hebben voorgedaan.
Er is schrikbarend veel geweld tegen vrouwen, altijd geweest, tot aan doding toe waarvan we al geruime tijd weten dat de achtergrond ervan is de paternalistische georiënteerde opvoeding en inrichting van de samenleving, die in het strafproces maar niet aan de orde wil komen. Zou dat wel het geval zijn, dan maakt dat ons allemaal een beetje medeschuldig en dat kan ons strafrecht niet hanteren, schreef ik eerder. We weten ook dat de man in de opvoeding veelal de grote afwezige is en, zoals de columniste Leonie Breebaart op 11 april schrijft naar aanleiding van de Netflix-serie Adolescence, dat vaders niet weten hoe een goede ouder te zijn en zich vaak ruw, gewelddadig manifesteren.
Ik wil verder toelichten vanuit een concrete zaak die in de media de nodige aandacht heeft gekregen: het doodschoppen van Carlo Heuvelmans op Mallorca in juli 2021. Er zijn die avond/nacht diverse vechtpartijen geweest die zeven verdachten opleveren. Het zijn allemaal jongvolwassenen, pubers eigenlijk, van wie de ouders na die gewelddadige avond direct de terugreis per vliegtuig voor hun kroost regelen. Ze hadden er niet aan moeten denken dat hun kinderen daar terecht hadden moeten staan. Een redelijke gedachte, dunkt me. Zij regelen ook een team advocaten om hun kinderen te begeleiden en rechtsbijstand te verlenen. De hoofdmoot van de proceshouding is vervolgens zwijgen en ontkennen, in ieder geval geen verantwoordelijkheid nemen voor wat er is voorgevallen. De ouders sporen niet aan open en eerlijk te zijn en volgen de strategie van de advocaten. In eerste aanleg wordt nog een van de verdachten voor de doodschop verantwoordelijk gehouden, daar waar door niemand verantwoordelijkheid wordt genomen. Het levert deze verdachte voor doodslag een gevangenisstraf van zeven jaar op. Hij wordt hiervan in hoger beroep vrijgesproken en veroordeeld voor openlijk geweld tot twee jaar waarvan drie maanden voorwaardelijk. In beide instanties vordert het OM tien jaar!! (N.B.: het kan veel schrijnender. In de zaak van de Tattoo-killers vorderde het OM voor de moord op een mede-bendelid tegen de vier verdachten levenslang. De rechtbank sprak hen alle vier in februari 2020 vrij ondanks dat betrokkenheid vaststond). De jongens gingen op vakantie naar Mallorca na hun examen van de middelbare school te hebben behaald. Dat moest worden gevierd.
Wat zouden de ouders van deze jongens over hun gedrag daar in Mallorca in gedachten hebben gehad? Sedert jaar en dag staan Nederlandse jongeren op vakantie aan de Spaanse kust bekend als de hooligans bij uitstek. Dat kan de ouders niet zijn ontgaan. Ook nu waren de drankrekeningen formidabel. De ouders konden op hun vingers natellen dat hun zonen zich daar klem zopen. Het testosteron giert door hun lijven en een geringe aanleiding is dan voldoende voor een geweldsuitbarsting. Dit scenario is niet heel ingewikkeld te bedenken, ook al wordt niet verwacht dat er een dodelijk slachtoffer valt. Maar geheel onverwacht is dat nu ook weer niet. Geen ouder die voor het niet onverwachte scenario verantwoordelijkheid neemt. In deze kwestie bestond hun opvoedende taak uit het leveren van een bijdrage dat er geen of zo min mogelijk straf voor hun kinderen zou volgen door middel van de inzet van de door hen ingeschakelde advocaten. Ik heb in de praktijk gezien dat iedere ouder voor deze weg kiest omdat steeds een onzalige (gevangenis)straf dreigt.
De advocaten adviseren tot zwijgen of tot aanpassing van de verklaringen aan de feiten zoals die uit het dossier kunnen worden gekend, maar zeker niet om verantwoordelijkheid te nemen en openheid van zaken te geven over wat er is gebeurd in de nacht van 13 op 14 juli 2021. Op dat laatste is ons strafproces eigenlijk ook niet ingericht. Het recht om te zwijgen is zelfs in de wet opgenomen. Het voorgaande geldt in zekere mate ook voor de ouders van Carlo Heuvelmans behalve dat nu juist hun zoon, toevalligerwijs, slachtoffer is geworden. Zij eisen de positie op van slachtoffer-nabestaande die door de dood van hun zoon levenslang hebben gekregen zoals zij in de media melden. Zij ‘eisen' voor de daders een zo streng mogelijke bestraffing voor de zwaarst mogelijke bewezenverklaring: doodslag.
Alle zeven verdachten zijn veroordeeld voor openlijk geweld en kregen daarvoor gevangenis- en taakstraffen. Drie verdachten werden ook veroordeeld voor poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Drie verdachten worden vrijgesproken van de doodslag op Carlo.
Ook de getuigenverklaringen moeten met behoedzaamheid worden bekeken want bij iedereen was het waarnemingsvermogen (sterk) door de drank aangetast. De drank was allesoverheersend maar krijgt in de strafzaak, zoals gewoonlijk, geringe aandacht terwijl het leed dat door drank en de daardoor ontstane ontremming wordt veroorzaakt immens is en in onze samenleving met geen pen meer te beschrijven. Maar, ‘Heerlijk helder…’, deze levenswijze krijgt geen aandacht en wordt in stand gehouden. De vernietigende invloed die drank in veel omstandigheden heeft is nog steeds geen serieus onderwerp, ook niet in gevallen van geweld dat we huiselijk plegen te noemen. Het leed door drank veroorzaakt is vele malen groter dan door het gebruik van drugs.
De ouders van Carlo die zich volledig op de vergelding hadden geworpen, zijn zeer bedrogen uitgekomen en hebben er stellig gevoelens over rechtvaardigheid en rechtspraak aan overgehouden die haaks zullen staan op die waarmee ze de strafzaak hebben tegemoetgezien. Veel mensen, misschien wel het overgrote deel heeft een geïdealiseerd beeld van hoe ons strafrecht werkt, alsof daadwerkelijk misdaad wordt bestreden en dat welverdiende straffen worden opgelegd.
De toekomst van de zeven veroordeelden zal voor altijd mede door de strafzaak en de straf worden beïnvloed. Kortom, de strafzaak levert louter verliezers op. Het zou interessant zijn deze jongens en de ouders opnieuw te spreken hoe zij er nu tegenaan kijken.
Anderzijds moet worden geconstateerd, en dat is ernstiger, dat het niet nemen van verantwoordelijkheid lonend is. Het vooruitzicht van straf nodigt niet uit tot het nemen van verantwoordelijkheid en het geven van openheid. Dat is vanaf het kind-zijn al duidelijk.
Het is vaak gezegd, er wordt nergens zoveel gelogen als in de rechtszaal. Het is dus enigszins cynisch het strafproces te afficheren als een proces gericht op waarheidsvinding. Er kan niet aan de orde komen dat ons strafproces niet uitnodigt tot openheid. De wet zelf legt het recht om geen openheid te geven, het recht om te zwijgen, vast (artikel 29 Sv). Het is een kernrecht.
Een bekende strafpleiter die ook in de Mallorca-zaak optreedt, laat optekenen dat iemand die een bekentenis aflegt hem niet hoeft te bellen voor rechtsbijstand; voor hem is de uitdaging om een schuldige vrijgepleit te krijgen. En met succes. Het wordt onder strafpleiters normaal gevonden om bij het eerste bezoek op het politiebureau aan de client te adviseren om te zwijgen; ‘verklaren kan altijd nog, laat eerst maar ’ns kijken wat het dossier te bieden heeft’. De advocaat is ook bereid om te helpen wat en hoe te verklaren en werkt zo mee aan de versluiering van de waarheid.
Zo is in de zaak van de moord op Nicky Verstappen die verdween op 10 augustus 1998 de houding van de advocaat minst genomen merkwaardig. Hij bepleit op een pro-forma-zitting zeer uitvoerig, wel twee uur, hoe het DNA van zijn cliënt op de kleding van Nicky met name op zijn onderbroek terecht kan zijn gekomen terwijl zijn cliënt daarover helemaal niets verklaart! Tenslotte komt de advocaat op de zitting met een tevoren op band opgenomen verklaring van zijn cliënt, kennelijk uit vrees dat een op de zitting af te leggen verklaring door zijn cliënt niet zou zijn vol te houden. Toen de cliënt desgevraagd inging op een vraag van de voorzitter greep de advocaat in met de mededeling dat zijn cliënt zich op zijn zwijgrecht beroept. Alsof het ging om een kernrecht van de advocaat in plaats van die van zijn cliënt. Bovendien verklaart zijn client, weliswaar op band en dan wekt het, eufemistisch gezegd bevreemding als daarover geen vraag mag worden gesteld).
Een heilzamer vergezicht
Ik stel mij voor een proces dat enerzijds is bedoeld om zoveel mogelijk vast te stellen wat er is gebeurd zonder straf in het vooruitzicht te stellen om daarna, in een tweede fase te bezien wat nodig is opdat deze jongens, slachtoffers en/of hun nabestaanden weer met elkaar verder kunnen en dat dat ook door de samenleving kan worden gedragen.
Wat eraan in de weg staat
Vergelding is een masculien concept gericht op strijd en niet op spijtbetuiging, berouw, vergeving en, desnoods, verzoening. Misschien is wel de enige of beste manier voor een slachtoffer of nabestaande dat zij komen tot vergeving om zichzelf boven het slachtofferschap uit te tillen om weer zinvol met het leven verder te kunnen gaan. Ons strafrecht is traditioneel mannelijk dominant, gericht op daadkrachtigheid die in vergelding wordt gevonden terwijl we, zeker nu, leiderschap nodig hebben dat gericht is op samenwerken en het zoeken naar verbinding, eigenschappen die biologisch gezien aan vrouwen worden toegeschreven (zie Hendrik Gommer in Trouw van 9 april 2025 en de Belgische psychiater Dirk de Wachter in Buitenhof van 13 april 2025). Daarnaast is in ons strafrecht het begrip 'schuld' alomtegenwoordig, een concept dat volgens Nietzsche een typisch christelijk fenomeen is, een manier om macht uit te oefenen. Deze uitgangspunten, schuld en vergelding, staan verdraagzaamheid en vergevingsgezindheid in de weg.
De autoritaire verleiding is altijd impliciet aanwezig en krijgt in deze tijden meer ruimte. De andere benadering, die van verdraagzaamheid en vergeving heeft de charme dat het oude wordt verlaten en het de geboorte inhoudt van het nieuwe, gericht op elkaar waarin samenwerking en heling als de samenwerking is verstoord, op de voorgrond staat. Het concept van schuld en vergelding heeft bewezen daarvoor geen ruimte te hebben; het is een heilloze weg. Opvoeding draagt belangrijk bij aan de vorming van kind naar volwassenheid en juist in die opvoeding is de man overwegend afwezig.
Natuurlijk is er gedrag, zijn er misdaden die ontwrichtend zijn voor de samenleving. Daartegen moet bescherming worden geboden. Het is evident dat de verdachten in de Marengo-zaak voor zo´n ontwrichting hebben gezorgd en nog steeds zorgen. Toch meen ik dat het onbegrijpelijk is dat er zeventien verdachten tegelijk met elkaar terecht staan, zeker als wordt gesteld dat ons strafrecht individueel is gericht.
Hoe kan dat bestaan?! Boven hun hoofd in de rechtszaal zweeft voelbaar voor iedereen het adagium ‘wie praat, die gaat’. En met al die verdachten die tegelijkertijd terecht staan, is het dus volstrekt onmogelijk om tot een gesprek te komen. Ik weet ook wel dat zeventien processen financieel onhaalbaar zijn, maar er wordt aan waarheidsvinding dan wel erg veel ingeleverd.
En wat het bovenstaande zo extra tragisch maakt, is dat driekwart van de gevangenisstraffen minder dan drie maanden bedraagt en hiervan de helft minder dan een maand. Wat een enorme verkwisting aan geld en menskracht. Dat moet toch anders kunnen.
Dit artikel is gepubliceerd in NJB 2025/2085, afl. 27
Afbeelding: Pixabay