Strafoverdracht op humanitaire gronden

Dit onderzoek van Rachel Imamkhan richt zich op de vraag in hoeverre internationale overbrengingsverdragen, Europese Kaderbesluiten en nationale wetgeving in overeenstemming zijn met fundamentele rechtsbeginselen, zoals resocialisatie, humanitaire overwegingen en mensenrechten. Strafoverdracht vormt een belangrijk instrument van internationale rechtshulp en is gestoeld op onderling vertrouwen tussen staten. Sinds de inwerkingtreding van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) in 1988 is het voor Nederlanders mogelijk geworden om een in het buitenland opgelegde straf in eigen land te ondergaan. Het idee hierachter is dat resocialisatie het best kan plaatsvinden in de samenleving waarmee de veroordeelde de sterkste sociale en familiale banden heeft.

In de eerste hoofdstukken wordt ingegaan op de multilaterale verdragen die de basis vormen voor strafoverdracht. Het Europees Verdrag inzake de Internationale Geldigheid van Strafvonnissen (EVIG) bleek in de praktijk weinig effectief vanwege de complexiteit en het ontbreken van instemmingsvereisten. Het Verdrag inzake de Overbrenging van Gevonniste Personen (VOGP) bood een toegankelijker kader, waarbij vrijwilligheid en instemming van de veroordeelde centraal staan. Dit verdrag heeft geleid tot bredere toepassing, zowel binnen als buiten Europa. Toch blijft de toepassing afhankelijk van de bereidheid van staten, die de overdracht zonder opgaaf van reden kunnen weigeren.

Naast multilaterale verdragen heeft Nederland bilaterale verdragen gesloten met landen als Thailand, Venezuela, Marokko en Cuba. Deze verdragen zijn vaak ingegeven door humanitaire overwegingen, omdat de detentieomstandigheden in die landen zwaar zijn. Toch roept dit vragen op over de betrouwbaarheid van de rechtsgang in dergelijke staten. Nederland kiest er echter voor om de rechtspleging van de verdragspartner te respecteren, omdat inmenging in de soevereiniteit van andere landeniet mogelijk is. Het doel blijft dat Nederlanders hun straf onder menswaardige omstandigheden kunnen uitzitten en perspectief krijgen op re-integratie.

De WOTS vormt het nationale kader voor strafoverdracht. Deze wet bepaalt dat overdracht alleen kan plaatsvinden op basis van een verdrag. Daarmee wordt de samenwerking beperkt tot landen waarmee Nederland een verdragsrelatie onderhoudt. Dit heeft tot gevolg dat Nederlanders die in andere landen zijn veroordeeld, vaak langdurig in erbarmelijke omstandigheden vastzitten zonder uitzicht op terugkeer. Hoewel de verdragen beleidsvrijheid bieden om humanitaire gronden mee te wegen, kiest Nederland ervoor om strikte criteria te hanteren, zoals het vereiste dat de veroordeelde voorafgaand aan zijn arrestatie in Nederland woonde. Daarmee wordt de ruimte voor resocialisatie aanzienlijk ingeperkt. 

Binnen de Europese Unie is de samenwerking verder ontwikkeld via Kaderbesluiten die gebaseerd zijn op wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen. Dit versterkt het vertrouwen tussen lidstaten en maakt een verplichte overname van straffen mogelijk. Het instemmingsvereiste van de veroordeelde vervalt hierbij, wat de effectiviteit van de samenwerking vergroot. Toch blijkt in de praktijk dat lidstaten terughoudend zijn, bijvoorbeeld uit angst voor vluchtgevaar.

Het onderzoek laat zien dat Nederland zijn beleidsvrijheid vooral gebruikt om strafoverdracht te beperken in plaats van te bevorderen. Daarmee wordt onvoldoende recht gedaan aan het resocialisatiebeginsel en de humanitaire doelstellingen van de verdragen. Hoewel de internationale instrumenten juist bedoeld zijn om de re-integratie van veroordeelden te ondersteunen, kiest Nederland voor een restrictieve benadering die de belangen van de eigen onderdanen niet altijd dient. De conclusie luidt dat er een discrepantie bestaat tussen de doelstellingen van de internationale verdragen en het Nederlandse beleid. Waar de verdragen ruimte laten voor humanitaire overwegingen en resocialisatie, legt Nederland de nadruk op soevereiniteit en beperking van strafoverdracht. Dit leidt ertoe dat Nederlanders in het buitenland vaak verstoken blijven van de mogelijkheid om hun straf in eigen land te ondergaan en onder menswaardige om­­standigheden te werken aan hun terugkeer in de samenleving.

Imamkhan verdedigt haar proefschrift op vrijdag 31 oktober 2025 aan de rechtenfaculteit van de Open Universiteit Heerlen. De promotoren zijn prof. dr. Jan Willem Sap en dr. Klaas Rozemond. 


Rachel Imamkhan
Strafoverdracht op humanitaire gronden


Boom Juridisch 2025, 446 p., € 69,90
ISBN 978 90 4730 099 1

Over de auteur(s)