Strafbaarstelling van euthanasie

In dit ­proefschrift van Saskia Knol staat de vraag centraal of euthanasie verder kan worden gedecriminaliseerd. Dit in het licht van het feit dat sinds de jaren ‘80 van de vorige eeuw strafrechtelijke handhaving is afgenomen en dit sepotbeleid uiteindelijk zijn beslag kreeg in 2002 met de Nederlandse euthanasiewet (de Wtl). Daarin kregen artsen een wettelijke strafuitsluitingsgrond in artikel 293 lid 2 Sr. (levensbeëindiging op verzoek) en 294 lid 2 Sr. (hulp bij zelfdoding) Sindsdien kan een arts in beginsel niet worden vervolgd voor euthanasie als de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE) stelt dat de arts de zes wettelijke zorgvuldigheidseisen heeft nageleefd. Deze zijn genoemd in artikel 2 lid 1 a tot en met f Wtl, waarvan de eerste twee het zwaarst wegen. Het euthanasieverzoek moet vrijwillig en weloverwogen gedaan zijn (de A-eis) en de patiënt moet uitzichtloos en ondraaglijk lijden (de B-eis). Hoewel vervolging is geïndiceerd als de arts de A- of B-eis heeft geschonden, kwam het zelden zo ver. Verreweg de meeste zaken eindigden in een sepot. In deze dissertatie wordt onderzocht of dit betekent dat het strafrecht is uitgesproken en euthanasie wellicht volledig legaal zou moeten worden. Na een inleiding over het debat rond euthanasie wordt de centrale onderzoeksvraag onderzocht vanuit diverse perspectieven. Behalve de meer gebruikelijke perspectieven (het Nederlands historisch en juridisch perspectief en het internationaal mensenrechtelijk perspectief) voegt Knol in haar studie daar twee nieuwe perspectieven aan toe. Dit zijn het strafrechtelijk handhavingsperspectief (van 1970-2022) en een normatief perspectief. In het handhavingsperspectief wordt aan de hand van casuïstiek en notulen van de vergadering van procureurs-generaal uitvoerig ingegaan op de handhaving door het Openbaar Ministerie mede in relatie tot de ministeriële verantwoordelijkheid. Duidelijk wordt hoe het strafrecht steeds verder terug is getreden. Het normatieve perspectief is geïnspireerd op de filosofie van Emmanuel Levinas, waarmee Knol invulling geeft aan de strafrechtelijke verantwoordelijkheid. Anders dan in het verhitte debat nogal eens wordt aangenomen zijn de standpunten over strafrecht in relatie tot het zelfgekozen levenseinde genuanceerder, aldus Knol. Pleitbezorgers van zelfbeschikking verlangen wel degelijk strafrechtelijke bescherming tegen een onvrijwillig levenseinde en pleitbezorgers van het strafrecht zijn bereid artsen te zien als een bijzondere beroepsgroep. Niet elke fout behoeft een zelfde mate van bestraffing. Bepleit wordt proportioneel strafrecht alsmede een herwaardering van het normatief kader. Ten onrechte is dit laatste volgens Knol voor veel juristen ‘glad ijs’. Het strafrecht is niet ethisch neutraal nu het draait om de vraag hoe de overheid verantwoordelijkheid kan nemen voor haar burgers, met name waar het gaat om bescherming van het hoogste rechtsgoed: het leven. Die verantwoordelijkheid bestaat ook als patiënten die ernstig lijden een klemmend appel doen op de arts om te mogen sterven. In de Wtl is dit normatieve uitgangspunt erkend. De wetgever gaf niet alleen ruimte maar trok ook grenzen. Die grenzen lijken evenwel onder invloed van het normaliseren van euthanasie en de invulling van open normen uit beeld te raken. Hierin schuilen volgens Knol risico’s voor de zorgvuldige euthanasiepraktijk. Deze dissertatie, voor professionals te gebruiken als handboek, schetst daarvoor een oplossingsrichting: het organiseren van toezicht op de toetsingspraktijk, toepassing van het veiligheidsbeginsel en de herwaardering van de strafrechtelijke handhaving voor de A- en B-eis. Voor de overige zorgvuldigheidseisen kan het strafrecht dan worden gemitigeerd.

Knol promoveerde op 3 juli 2025 aan de Rijksuniversiteit Groningen. Als promotoren traden op prof. mr. dr. Rinus Otte en prof. mr. drs. Rick Robroek.  


Saskia Knol 
Strafbaarstelling van euthanasie. Uitgesproken strafrecht? 


WJS-uitgevers 2025, 600 p., €95 
ISBN 978 90 8347 988 0 

Over de auteur(s)