
In haar proefschrift onderzocht Anna de Jong de juridische gevolgen van ‘verveiligde’ beleidsdiscussies - oftewel discussies waarin iets wordt voorgesteld en/of behandeld als ware het een veiligheidsrisico, ongeacht of dat daadwerkelijk zo is. Deze ‘verveiliging’ blijkt aanzienlijke juridische, bestuurlijke en praktische risico’s met zich mee te brengen. De Jong toont dit aan door te kijken naar hoe cultuur werd behandeld op internationaal en Europees niveau vóór en nadat het narratief ontstond dat cultuurgoederen misbruikt zouden worden ten behoeve van terrorismefinanciering door o.a. Al-Qaeda en ISIS, en witwaspraktijken vanuit de georganiseerde misdaad, en hoe dit zich vertaalde in concrete wet- en regelgeving. Opvallend hierbij is hoe snel een onderwerp tot veiligheidsrisico kan worden bestempeld, ondanks een gebrek aan (verifieerbare) informatie. Beleidsdocumenten van onder meer de VN, EU, Raad van Europa, en FATF verwezen veelvuldig naar niet-geverifieerde media-rapportages waarin (de handel in) cultuurgoederen voorgesteld werd als veiligheidsrisico, vaak als onderbouwing van de noodzakelijkheid van politiek/juridische ingrijpen. Deze verschuiving in denken over cultuur - van iets kwetsbaars dat bescherming behoeft, naar iets bedreigends waartegen bescherming nodig is - wordt weerspiegeld in relevante juridische instrumenten. Internationale conventies van vóór 2015, zoals de 1954 Haagse Conferentie, het 1970 UNESCO-verdrag, en 1995 UNIDROIT-verdrag, hebben als expliciet doel ‘bescherming van cultureel erfgoed’ (in de authentieke Engelse versies ‘to protect cultural property’). Dit denken over cultuur als beschermingsbehoevend is ook te zien in relevante VN Veiligheidsraad Resoluties tot ongeveer 2015. Latere V-raad resoluties over cultuur zoals Resoluties 2199, 2253, en 2347 spreken echter over cultuur in termen van veiligheidsrisico, met claims dat cultuur misbruikt zou worden door terroristen en de georganiseerde misdaad, en even gevaarlijk zou zijn als de illegale handel in wapens, drugs, en mensen. Deze ‘verveiligde’ denkwijze is tevens zichtbaar in EU-wetgeving aangenomen rond dezelfde tijd. Op basis van analyse van de voorgeschiedenis en tekst van Richtlijn (EU) 2019/843 (‘Vijfde Anti-witwas Richtlijn’) en Verordening (EU) 2019/880 voor het binnenbrengen en de invoer van cultuurgoederen (‘Import-regulering cultuurgoederen’) stelt de Jong dan ook dat deze regels waarschijnlijk niet waren aangenomen, of in elk geval niet op de manier en in de vorm waarin ze zijn aangenomen, zonder voorgaande verveiliging van cultuur. Deze verveiliging zorgde voor politieke druk om snel maatregelen te nemen, waardoor belangrijke procedurele stappen niet (afdoende) werden doorlopen. Daarbij lijkt cruciale discussie en beschouwing van de maatregelen achterwege te zijn gebleven. Dit heeft geresulteerd in maatregelen geplaagd door juridische en praktische problemen. Ter illustratie, beide maatregelen zijn, zeer kort door de bocht gezegd, alleen van toepassing als de waarde van de onderliggende transactie (Vijfde Anti-witwas) of de te importeren goederen (Import-regeling) boven een bepaalde financiële drempelwaarde ligt. Cultuurgoederen zijn vanwege hun aard echter vaak lastig op waarde te schatten. Daarnaast lijkt onderzoek erop te wijzen dat de objecten die het meeste risico lopen om gebruikt te worden voor terrorismefinanciering, juist objecten zijn met een lagere waarde, zoals munten en kleine beeldjes.
Inhoud en doel van de maatregelen lijken hier dus tegenover elkaar te staan. Het onderzoek van de Jong moet dan ook worden gezien als een waarschuwing tegen overhaaste juridische ingrepen in tijden van plotselinge veiligheidsangst.
De Jong verdedigde haar proefschrift op 24 juni 2025 aan de Universiteit Maastricht. Promotoren: prof. dr. Hildegard Schneider en dr. Donna Yates.
Anna de Jong
Security Narratives, Culture, and EU Law