Revolutie in het aansprakelijkheidsrecht?

Werkgeversaansprakelijkheid voor arbeidsongevallen en beroepsziekten: zeker gelet op de aandacht die zij trekt in literatuur en rechtspraak één van de belangrijkste deelterreinen van het aansprakelijkheidsrecht. Onder de noemer van art. 7:658 BW heeft de Hoge Raad een behoorlijk werknemersvriendelijk regime ontwikkeld, ook al is toepassing op arbeidsongevallen aanzienlijk eenvoudiger dan op beroepsziekten. Een succes-nummer dus? De cijfers geven een ander beeld.

Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten geeft aan dat er ca. 6000 beroepsziekten per jaar worden gemeld. Iets meer dan 10% daarvan leidt tot schadevergoeding (Verhaal van werkgerelateerde schade, Hugo Sinzheimer Instituut 2012, p. 4 e.v.). In zijn toelichting op de Kerncijfers beroepsziekten 2015 schat het NCB alleen de kosten van extra verzuimdagen door beroepsziekten al op 1,2 miljard euro per jaar (p. 9). Geen succesnummer dus.

Slachtoffers van een beroepsziekte lijken te worden afgeschrikt door de knelpunten die men in het aansprakelijkheidsrechtelijk traject kan tegenkomen: het vaststellen van het causaal verband tussen ziekte en werk is daarvan het belangrijkste voorbeeld. In het ergste geval volgt een opeenstapeling van deskundigenrapporten die de procedure behalve langdurig en kostbaar ook emotioneel belastend maakt. Wanneer getroffenen afhaken, komt de rekening niet terecht waar zij hoort, maar treft zij slachtoffers en samenleving. Dat strookt niet met politiek populaire slogans als ‘de vervuiler betaalt’. Het verbaast niet dat minister Asscher, zo leert een recente brief aan de Kamer (2015/16, 25883, nr. 262), dit probleem graag opgelost ziet. SZW had zich kunnen laten inspireren door het buitenland waar beroepsziekten meestal buiten het aansprakelijkheidsrecht worden afgewikkeld (in Duitsland via verzekering, in België in een schadefonds) en door onderzoek waaruit blijkt dat er alternatieven zijn voor het huidige aansprakelijkheidsstelsel die op diverse punten (vergoeding, preventieve prikkels, kosten, doorlooptijd) hoge ogen gooien. In het al genoemde, op verzoek van SZW uitgebrachte, HSI-rapport wordt nadrukkelijk de directe verzekering genoemd. In dit systeem is de werkgever verplicht een verzekering ten behoeve van zijn werknemers af te sluiten. De dekking is dan dus niet gekoppeld aan aansprakelijkheid van de werkgever, maar juist aan schade bij de werknemer. De typische aansprakelijkheidsrechtelijke problemen worden zo ontweken. Ook de SER ziet uiteindelijk een stelsel van verplichte directe verzekeringen voor zich (Stelsel van gezond en veilig werken, 2012).

Asscher lijkt echter nog niet bereid het aansprakelijkheidsrecht te verlaten. Hij schijnt gecharmeerd van een andere oplossing met vergaande consequenties. In genoemde brief biedt Asscher de Kamer een PwC-rapport aan waarvan de titel (Onafhankelijke medische beoordeling bij arbeidsongevallen en beroepsziekten) onschuldiger is dan de inhoud. PwC adviseert de regering namelijk oprichting van een speciale instantie die zich aanvankelijk alleen met het verzorgen van een oordeel over het oorzakelijk verband tussen ziekte en werk zou moeten bezighouden, maar daarna, in ‘een groeimodel’, ook de andere fasen van het aansprakelijkheidsrechtelijk traject (zorgplichtschending, schadebegroting) voor haar rekening zou moeten nemen. Uiteindelijk zou zij dus het geschil in volle omvang beoordelen en dat niet alleen bij beroepsziekten maar ook bij arbeidsongevallen. Deze optie wordt nu ‘verkend’. Sociale partners zijn verdeeld. Ieder van hen ziet de voordelen van stroomlijning van de causaliteitsbeoordeling, maar over verdergaande stappen zijn zij het niet eens. Waar werknemers bereid lijken een ‘integrale oplossing op korte termijn’ door te voeren, zijn werkgevers en verzekeraars huiverig voor een instantie die meer doet dan beoordeling van de causaliteitskwestie.

Het klinkt in het rapport allemaal prachtig. De ‘all in’-oplossing betekent één loket voor getroffenen, brengt een grotere oplossingsgerichtheid met zich, bekort de procedures zeker in geval van een ‘efficiënte procesinrichting’, leidt tot gezaghebbende oordelen en voorkomt stapeling van deskundigenoordelen omdat de betrokken instantie (ook) als expertisecentrum gaat werken dat een netwerk van deskundigen om zich heen verzamelt. Dat laatste houdt tevens in dat een kleine eigen staf zou volstaan.

Het is te mooi om waar te zijn. Beroepsziekten zijn er in soorten en maten (asbestgerelateerde, psychische, aantasting van het bewegingsapparaat etc.) en kunnen moeilijk over één kam worden geschoren. Dat geldt dan niet alleen voor de medische beoordeling, maar ook, cruciaal voor aansprakelijkheid, voor de vraag of en zo ja vanaf welk moment de werkgever tot maatregelen verplicht was. Hier is geen confectie mogelijk, maar wordt maatwerk gevraagd. En zal een instantie als deze meteen ook aan het front van de personenschadebegroting haar mannetje staan? Is dat geen vak apart? Dat PwC aan een kleine staf denkt, stelt niet bepaald gerust. Dat een rechterlijk traject wordt ingeruild voor een ‘instantie’, klinkt vanuit een oogpunt van doorlooptijden wellicht goed,1 maar is de verwachting dat deze drastisch worden bekort werkelijk gerechtvaardigd? Alsof bureaucratie ondenkbaar is bij een uitkeringsinstantie of schadefonds. Cruciaal is natuurlijk dat de beslissing van de betrokken instantie niet per definitie het laatste woord tussen partijen is. PwC ziet hier bestuursrechtelijke rechtsbescherming voor zich.

Maar wat hebben we dan gedaan? Een belangrijk deelterrein van het aansprakelijkheidsrecht bij de civiele rechter weggehaald en aan een speciale instantie toebedeeld wier beslissingen uiteindelijk in de bestuursrechtelijke kolom kunnen worden aangevallen. Bepaald spectaculair, maar geen wenkend perspectief. Ik geloof niet dat de reële problemen waarvoor slachtoffers van beroepsziekten zich gesteld zien binnen het aansprakelijkheidsrecht zo daadwerkelijk worden opgelost.2 Bovendien is het gevaar dat dit deelgebied de aansluiting bij de ontwikkelingen in het civiele personenschaderecht verliest. En waarom zouden de arbeidsongevallen eigenlijk worden meegenomen in deze all in-variant? Welk probleem is daarmee opgelost?

Het zou Asscher sieren wanneer hij zou inzetten op echte revolutie in het aansprakelijkheidsrecht en de oplossing, in ieder geval voor beroepsziekten, buiten dat stelsel zou zoeken. Laat hij zijn energie steken in de directe verzekering!

 

Dit Vooraf is ook gepubliceerd in NJB 2016/495, afl. 10.

 

Bron afbeelding: Dennis Skley

 

  1. Een zekere zeefwerking ( partijen leggen zich neer bij de beslissing) zal de instantie zeker hebben.
  2. Dan kan hij beter geld zetten op een instantie die beroepsziekteslachtoffers adviseert en ondersteunt en die eventueel bemiddelt naar het model van het Instituut Asbestslachtoffers.

 

Over de auteur(s)
Author picture
Ton Hartlief
A-G bij de Hoge Raad en hoogleraar privaatrecht