Onduidelijkheid geduid - mensenhandel en het lex certa-beginsel

Lees hier de scriptie 'Onduidelijkheid geduid: over de verhouding tussen de formulering van de Nederlandse strafbaarstelling van mensenhandel en het lex certa-beginsel' van Anne-Mieke Wierdsma (masterscriptie Straf- en strafprocesrecht Universiteit Leiden, beoordeling 8, begeleider prof. mr. Tineke Cleiren).

Hoe vaak kan je een band plakken? De Nederlandse wetgeving omtrent mensenhandel is geen rustig bezit. Na alle aanpassingen door de tijd heen is de strafbepaling van mensenhandel het meest omvangrijke artikel van het Wetboek van Strafrecht. Onder meer is de formulering van de strafbaarstelling in materieelstrafrechtelijke zin verruimd. Ook vallen er steeds meer verschillende vormen van mensenhandel onder het bereik van de strafbaarstelling. Daarnaast blijkt uit de zeer uiteenlopende opvattingen die bestaan binnen de rechtspraak dat het fenomeen mensenhandel vatbaar is voor veranderingen. In dit onderzoek wordt de formulering van de Nederlandse strafbaarstelling van mensenhandel – zoals vastgelegd in artikel 273f Wetboek van Strafrecht – getoetst aan het ideaalbeeld dat besloten ligt in het lex certa-beginsel. Dit ideaalbeeld betreft de betekenis die het lex certa-beginsel zou moeten hebben. Onduidelijkheden binnen de formulering van strafbepalingen moeten op grond van dit ideaalbeeld worden voorkomen. Dat geldt voor zowel semantische als wetssystematische onduidelijkheden. De formulering van de strafbaarstelling van mensenhandel zou dus idealiter zo weinig mogelijk kwaliteitsgebreken moeten omvatten. De beoordeling hiervan krijgt concreet vorm door de formulering van het mensenhandelartikel te toetsen aan een viertal eisen van bepaaldheid. Het gaat dan om de eisen van bepaaldheid in sociale zin, juridisch-technische bepaaldheid, bepaaldheid door eenvoud en bepaaldheid door consistentie. Deze normatieve toets dient ex nunc plaats te vinden. De functie van het lex certa-beginsel betreft het waarborgen van rechtszekerheid. Het rechtszekerheidsbeginsel krijgt in dit onderzoek invulling door de visie op het strafrecht waarbij een zeker spanningsveld dient te bestaan tussen instrumentaliteit en rechtsbescherming. De begrippen instrumentaliteit en rechtsbescherming vormen in dit onderzoek dan ook het theoretisch raamwerk. Dat heeft als consequentie dat de formulering van de strafbaarstelling van mensenhandel dient te voldoen aan zowel de beschermende werking als de instrumentele werking van het lex certa-beginsel. De belangen van rechtsbescherming en instrumentaliteit zijn terug te vinden in de (genoemde) vier eisen van bepaaldheid. De mate waarin de strafbaarstelling middels deze vier eisen van bepaaldheid overeen blijkt te komen met het lex certa-beginsel, heeft consequenties voor de waarborging van rechtszekerheid. De formulering van de strafbaarstelling van mensenhandel blijkt op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek de toets der kritiek niet te kunnen doorstaan. Het merendeel van de bestanddelen uit artikel 273f Wetboek van Strafrecht voldoet niet aan de eisen van bepaaldheid. Op een behoorlijk aantal punten is de formulering van de strafbaarstelling van het mensenhandelartikel met andere woorden onvoldoende helder en inzichtelijk voor de burger en voor overheidsfunctionarissen. In het geval van onduidelijkheid voor overheidsfunctionarissen betekent dat indirect ook dat voor de burger rechtsonzekerheid bestaat. Kortom, op basis van het onderhavige onderzoek blijkt de formulering van de strafbaarstelling van mensenhandel op gespannen voet te staan met het lex certa-beginsel. Het onderzoek geeft een aanzet tot aanbevelingen. Het lijkt tijd te zijn voor een nieuwe band.

Over de auteur(s)