Moeten overheidsinstanties meer gegevens uitwisselen?

‘Ja!’, zegt de Algemene Rekenkamer in haar brief van 30 maart 2023 aan de Tweede Kamer.1 Een heldere en bondige brief, niet meer dan zes pagina’s. De brief zegt hardop wat insiders al lang onder elkaar fluisterden, maar vaak niet hardop durfden te zeggen. Een citaat:

‘In meerdere onderzoeken waar de AVG als knelpunt werd genoemd kregen we de indruk dat de benodigde gegevensverwerking ook mogelijk was binnen de bestaande wettelijke kaders.
(...)
In ons onderzoek kregen we regelmatig de indruk dat organisaties uit angst voor de AVG zich terughoudender opstellen dan nodig is. We kunnen ook niet uitsluiten dat de AVG soms als gelegenheidsargument wordt gebruikt om informatie niet met andere partijen te hoeven delen.’

Een gevolg daarvan is, aldus de brief, bijvoorbeeld dat ouderen die onder het bestaansminimum leven er niet op werd gewezen dat ze recht hebben op een aanvullende uitkering boven op hun AOW – en dus die aanvulling misliepen. Een ander gevolg is dat zorgfraudeurs makkelijker onder de radar konden blijven. Dat op te lossen met betere gegevensuitwisseling lijkt een nobel streven. De kritiek van de Rekenkamer op de ondermaatse fraudebestrijding moeten we dan ook ter harte nemen. En dat heeft VWS ook al gedaan: zie het wetsvoorstel Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg.2

Het advies van de Rekenkamer om ouderen proactief te wijzen op hun rechten en daartoe meer aan informatie-uitwisseling tussen (al dan niet semi-)overheidsinstellingen te doen, moet echter genuanceerd worden. Want hier zit een dikke adder onder het gras, die de Rekenkamer niet benoemt. Het lijkt inderdaad mooi dat de overheid mensen op deze wijze tegemoet komt. Maar waarom zou dat eigenlijk moeten? Kunnen die ouderen niet zelf hun rechten in de gaten houden?

Het antwoord is: nee, dat kunnen ze inderdaad niet! En dat ligt niet aan hen, maar aan de regelgeving. Die dijt almaar uit en wordt steeds ondoorgrondelijker.

Zo kreeg ik zelf enige tijd geleden € 800 terug van de Belastingdienst. Want mijn werkgever, dat is het Ministerie van JenV (salaris), en de SVB (AOW) hadden samen teveel ‘inkomensafhankelijke eigen bijdrage Zorgverzekeringswet’ ingehouden. Een klantvriendelijke actie van de Belastingdienst. Maar... hoe had ik kunnen weten dat ik zoveel geld terug kon krijgen? Ik was nooit op de gedachte gekomen.

Het probleem zit dan ook niet in die ouderen (al dan niet onder het bestaansminimum), maar in de regelgeving. En als we dat gaan ‘oplossen’ door meer informatie uit te wisselen tussen overheids­instanties, zoals de Rekenkamer adviseert, zijn we symptomen aan het bestrijden, maar laten we de oorzaken onaangeroerd. Sterker nog, we maken de problemen alleen maar groter. ‘De duivel uitdrijven met Beëlzebul’, heet dat. Want de almaar uitdijende en ingewikkelder wordende regelgeving enerzijds en de almaar uitdijende en ingewikkelder wordende overheids­informatiehuishouding anderzijds (waarop de overheid al lang geen grip meer heeft, zoals de WRR al signaleerde in 2011), zijn als twee mastodonten waartussen de burger wordt vermorzeld. Want als je je verplichtingen niet stipt nakomt, dan weet de overheid je te vinden. Ook al kunnen velen die verplichtingen, net als hun rechten, inmiddels al lang niet meer overzien. Zie de kinderopvangtoeslagenaffaire.

Merkwaardige paradox: dezelfde overheid die ‘tegemoetkomend kan (en wil) zijn jegens de onwetenden en dwalenden’ die hun rechten niet kennen of niet weten te effectueren, kent geen genade jegens diezelfde onwetenden en dwalenden die hun verplichtingen niet kennen of niet behoorlijk weten na te leven. De balans is zoek.

De oplossing ligt dus, als het gaat om het onvoldoende (kunnen) effectueren van rechten van burgers, niet in meer gegevensuitwisseling, hoe goed bedoeld ook, maar in minder en eenvoudiger regelgeving. Mét daarbij de noodzaak om conform het advies iOverheid van de WRR uit 2011 de grip op de eigen informatiehuishouding van de overheid terug te winnen. Het eerste is ondanks alle dereguleringsoperaties van de afgelopen decennia nog altijd niet gelukt. Integendeel, de regelgeving wordt steeds omvangrijker, ondoorgrondelijker en ontoegankelijker.3 En ook het tweede is ongetwijfeld een lastige opgave. Er is (om die reden?) zelfs nog nauwelijks een begin mee gemaakt. Maar naar mijn mening liggen hier twee belangrijke oorzaken zowel van het afnemend vertrouwen van burgers in de overheid als van haar afnemende executiekracht. En daar kunnen wij als overheid zelf iets aan doen. 

 

Mr. dr. W.L. Borst was, tot 1 juli 2023, beleidsadviseur bij het Ministerie van JenV.

 

Dit artikel is gepubliceerd in NJB 2023/1624, afl. 23.

 

Afbeelding: Pixabay

 

Voetnoten

1 Kamerstukken II 2022/23, 32761, nr. 264.

2 Kamerstukken II 35515. Het wetsvoorstel is sinds 3 juli 2020 aanhangig bij de Tweede Kamer.

3 Zie ook het (zoveelste) pleidooi voor vereenvoudiging van regelgeving in het Jaarverslag van de Raad van State over 2022.

 

Over de auteur(s)