Minimumstraffen

Lees hier de scriptie ‘Minimumstraffen - Stoelendans tussen rechter en wetgever' van Johan Huizenga (masterscriptie Strafrecht en Criminologie, Rijksuniversiteit Groningen, begeleider: mr. dr. N.J.M. Kwakman, beoordeling: 9).

In deze scriptie van Johan Huizenga staat de vraag centraal of het instellen van wettelijke strafminima de democratische legitimatie van de straftoemeting kan bevorderen.
Het Nederlandse strafrecht kenmerkt zich door een grote mate van vrijheid voor de rechter, onder meer waar het gaat om de straftoemeting. De individualiseringsgedachte staat centraal, waarbij het uitgangspunt is dat de rechter de straf zo nauwkeurig mogelijk toesnijdt op elke concrete dader. In veel andere landen is de rechterlijke vrijheid minder ruim. Men probeert een balans te creëren tussen rechtszekerheid en rechtsgelijkheid enerzijds en rechterlijke vrijheid anderzijds. De rechtsstatelijke beginselen van machtenscheiding en democratie legitimeren de wetgever om de strafwaardigheid van feiten in regelgeving te verankeren. Hij is bevoegd om de strafmaat, zowel met boven- als met ondergrenzen, in te kaderen. Maatschappelijke opvattingen over genoegdoening en normbevestiging kunnen op die manier vertaald worden in delictspecifieke minima. Door het stellen van een strafminimum wordt uiting gegeven aan de mate van afkeurenswaardigheid van het delict zoals die op enig moment in de samenleving wordt beleefd. Daarmee krijgen straffen een grotere democratische legitimatie: essentieel voor overheidsoptreden dat zo ingrijpend van aard is. Daarnaast bevorderen minima het maatschappelijk debat over de (relatieve) strafwaardigheid van feiten, kunnen zij leiden tot meer consistentie in de straftoemeting en zijn er, afhankelijk van de wijze van invoering, aantoonbare resultaten te bereiken op het gebied van speciale preventie en de beveiliging van de maatschappij.

Over de auteur(s)