‘Meer of minder?’

Op 29 maart werd het 200-jarig bestaan van onze Grondwet herdacht, waarvan het eerste artikel iedereen het recht op gelijke behandeling garandeert en discriminatie verbiedt. Tegelijkertijd stonden bij politiebureaus lange rijen met honderden mensen die aangifte tegen Wilders deden vanwege zijn toespraak op de dag van de gemeenteraadsverkiezingen waarbij hij zijn toehoorders vroeg of ze meer of minder Marokkanen wilden en het publiek vol vuur ‘minder’ scandeerde.

Het was een demonstratie dat de Grondwet leeft. Het zal nog wel even duren voordat het woord ‘minder’ zijn nare bijsmaak verliest. Meer nog dan de kwestie of hetgeen Wilders heeft gezegd strafbaar is, zou ons moeten bezig houden hoe moet worden omgegaan met de PVV-achterban die, als we de opiniepeilingen moeten geloven, toch grotendeels achter Wilders’ uitlatingen blijft staan. Over hoe het komt dat de doembeelden over buitenlanders, de Islam en de gevolgen van Europeanisering bij een niet onaanzienlijk deel van onze bevolking, net zoals in de ons omringende landen, in vruchtbare aarde valt is al veel geschreven.

Verhelderend is mijns inziens in dit verband wat de Franse socioloog Emile Durkheim in ‘The Division of Labor in Society’1 schrijft, waarin hij het vraagstuk van sociale cohesie bij de overgang van de pre-moderne naar de moderne samenleving analyseert. Durkheim onderscheidt twee soorten van solidariteit die samenlevingen binden. In de meer primitieve samenlevingen waar er nauwelijks sprake is van een sociale arbeidsdeling en ieder (gezin) in beginsel zelfvoorzienend is, wordt de samenhang van het samenlevingsverband sterk bepaald door een collectief bewustzijn waarbij vooral de gelijk-geaardheid van mensen die er deel van uitmaken de cohesiefactor is. Durkheim noemt dit mechanische solidariteit. Kenmerkend voor daarop gebaseerde samenlevingen is dat afwijkend gedrag of afwijkende opvattingen worden bestraft of de personen die die huldigen worden buitengesloten, omdat afwijking van de gedeelde normen en waarden als zodanig een bedreiging is voor de collectiviteit. De manier waarop China omgaat met haar dissidenten is daar een goed voorbeeld van. De kracht van de sociale binding bestaat in het gemeenschappelijke dat alle betrokkenen delen.

In moderne samenlevingen is de arbeidsverdeling veel meer gedifferentieerd en zijn mensen afhankelijk van elkaar in hun bestaansvoorziening. Dat vereist tolerantie en daardoor ontstaat er ruimte voor individualiteit en diversiteit. Sterker nog, diversiteit is juist de kracht  van de moderne samenleving en stelt haar in staat zich aan te passen en te ontwikkelen. Daarbij hoort ook een ander type solidariteit dat door Durkheim organische solidariteit wordt genoemd, naar analogie van een complex menselijk orgaan waarvan ieder onderdeel zijn eigen functie en kenmerken heeft en het geheel alleen functioneert bij de gratie van deze verschillen. In een samenleving die gekenmerkt wordt door organische solidariteit staan ook de individuele vrijheidsrechten en respect voor ieders persoonlijke eigenheid en identiteit voorop. 

De ontwikkeling van mechanische solidariteit naar organische solidariteit is geen lineaire. Er zijn nog steeds samenlevingen die in belangrijke mate gebaseerd zijn op mechanische solidariteit en ook binnen moderne samenlevingen kunnen we structuren die hierop gebaseerd zijn terugvinden, die gevoed worden door een in ons allen ingebakken behoefte te behoren tot een groep die hetzelfde denkt en er hetzelfde uitziet. Meestal zijn dat onschuldige vormen zoals het oranje-legioen dat zich opmaakt voor een voetbalkampioenschap. Dat biedt veiligheid en geborgenheid. Maar er zijn ook situaties waarin het schuurt. Zeker in tijden van economische onzekerheid waarin mensen zich bedreigd voelen in hun bestaan ontstaat er een soort instinctieve reflex terug te vallen op waarden die zijn gebaseerd op mechanische solidariteit. De neiging om ons terug te trekken in een cocon van gelijkgestemden is de voedingsbodem voor ongelijke behandeling van elementen die daaraan vreemd zijn en kan ontwrichtend werken voor een samenleving die overwegend gebaseerd is op organische solidariteit en diversiteit zoals de onze.

Paradoxaal genoeg is de reactie van het vormen van een cordon sanitaire om de PVV, waartoe nu door sommige politieke partijen wordt opgeroepen, in wezen gebaseerd op het mechanisme van mechanische solidariteit: uitsluiten en straffen van gedachtegoed of gedrag dat niet wordt geaccepteerd. Ik denk dat het daarom ook weinig effectief is. Daarmee wil ik niet beweren dat schadelijk en afwijkend gedrag, zoals discriminatie, niet bestraft zou moeten worden, maar in het politieke discours is de dialoog het enige middel om een samenleving die gebaseerd is op vrijheid en diversiteit te waarborgen en te behouden. Daarin moeten groepen niet worden uitgesloten of zich uitgesloten voelen, dat geldt net zo goed voor de PVV-aanhang, als voor de mensen met Marokkaanse wortels. Dit is een van de grote uitdagingen waar onze samenleving voor staat. Daarom is het goed dat premier Rutte in het Jeugdjournaal de Marokkaanse kinderen verzekerde dat niemand zomaar Nederland zal worden uitgezet, al had hij wat mij betreft in deze context het woord ‘zomaar’ kunnen weglaten. Mensen van Marokkaanse afkomst, of welke afkomst dan ook die deel uitmaken van onze samenleving moeten zich verzekerd weten van onze solidariteit als zij op grond van hun identiteit worden aangevallen of weggezet.


Dit Vooraf is verschenen in NJB 2014/672, afl. 11, p. 833.


Bron afbeelding: Monice Janson


1. Oorspronkelijk ‘De la division du travail social’ 1893, in het Engels verschenen bij Free Press of Blencoe, 1964.

Over de auteur(s)
Author picture
Taru Spronken
A-G bij de Hoge Raad