Het concept ‘ouderisering’

Wetten en beleid zijn lange tijd gemodelleerd naar het traditionele kerngezin. Daarmee bleven gezinnen die niet in dat model passen juridisch in de kou staan. Deze worden vaak aangeduid met de term ‘niet-traditionele’ gezinnen. Het gaat daarbij onder meer om gezinnen gesticht op andere wijze dan via de (beide) biologische ouders, namelijk door gebruik te maken van kunstmatige inseminatie, adoptie, draagmoederschap of pleegzorg. Dit faciliteert bijvoorbeeld een-ouder-gezinsvorming en gezinnen met ouders van gelijk geslacht. Door de toegenomen mogelijkheden om op deze alternatieve manieren een gezin te stichten, breidt het aantal niet-traditionele gezinsvormen zich uit terwijl een zelfde wettelijke erkenning van het ouderschap als bij het traditionele gezin hierbij achter loopt. Zolang wettelijke erkenning ontbreekt, betekent dit dat (een of meer van de) ouders die het kind opvoeden, wettelijk een vreemdeling zijn ten opzichte van het kind. Dat kan tot gevolg hebben dat de niet-erkende ouder bijvoorbeeld geen medische hulp voor het kind kan krijgen als dat nodig is of geen gebruik kan maken van ondersteunende regelingen voor de combinatie van arbeid en zorg zoals verlofregelingen of aan de verzorging van het kind gerelateerde uitkeringen. In dit onderzoek van Ásta Berglind Willemsdóttir Verheul zijn verschillende wegen in kaart gebracht naar ouderschap en de manieren waarop ouders wettelijk erkend kunnen worden en gebruik kunnen maken van faciliterende regelingen voor (werkende) ouders. Daarbij is gebruik gemaakt van het theoretisch onderzoek concept ouderisering (‘parentalization’). Het concept ouderisering bestaat uit twee componenten: ten eerste omvat het onderzoek naar gezinsvorming, c.q. het worden van ouder van een kind en het verkrijgen van erkend ouderschap, zowel juridisch als in de toegang tot sociaal gezinsbeleid. Beide componenten van het concept ouderisering komen in dit onderzoek aan bod, met als onderzoeksvraag: Hoe wordt ouderisering ervaren in IJsland, Ierland en Nederland en hoe beïnvloedt het al dan niet erkend worden van gezinsvormen in het recht de toegang tot ondersteunend gezinsbeleid en maatregelen om arbeid en zorg te kunnen combineren? Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, is een multidisciplinaire onderzoeksopzet gecreëerd op basis van sociaalwetenschappelijke, feministische en juridische methoden en invalshoeken. Het onderzoek bestond uit een combinatie van deskresearch en literatuuronderzoek en semigestructureerde interviews met in totaal 77 werkende oudergezinnen met kinderen tussen 0-12 jaar oud in IJsland, Nederland en Ierland. Per land werd voor de interviews met de ouders ongeveer drie maanden uitgetrokken in de periode van januari 2021 tot en met maart 2022. In totaal werden 31 interviews afgenomen in IJsland, 24 in Nederland en 22 in Ierland. De empirische bevindingen, afgezet tegen het geldende juridische kader, tonen duidelijk de toegevoegde waarde van de ‘law in action’ benadering van Empirical Legal Studies (ELS). De onderzoeksbevindingen laten zien dat ouderisering mogelijk is voor de meerderheid van de geïnterviewde ouders in alle drie de landen. Wel zijn er beperkingen qua juridische erkenning van gezinsvormen waarbij gebruik gemaakt wordt van kunstmatige inseminatie en draagmoederschap. Deze zijn in Ierland het grootst. Verder blijkt uit het onderzoek dat niet-traditionele gezinnen geconfronteerd worden met bepaalde praktische uitdagingen als het gaat om het verkrijgen van wettelijk erkend ouderschap, waarbij gezinnen van hetzelfde mannelijke geslacht het meest in het nadeel zijn. Het aanbod van kinder/gezinstoeslagen in de drie landen verschilt en dat geldt ook voor het aanbod van flexibele arrangementen op het gebied van werktijden, werklocatie en de arbeidsomvang. Voor zover tot gezinsvorming is overgegaan zonder wettelijke erkenning van ouderschap, blijkt uit de ervaringen van de geïnterviewde ouders dat dit tevens belemmeringen meebrengt qua toegang tot de gezinsondersteunende regelingen zoals voor de combinatie arbeid en zorg. Tegelijkertijd blijkt dat alle geïnterviewde werkende ouders moeilijkheden ervaren met de combinatie arbeid en zorg, ongeacht traditionele of niet-traditionele gezinsvorm. De ervaren problemen zijn in alle drie de landen het grootst wat betreft de kinderopvangmogelijkheden en de hoge kosten ervan. Tot slot viel iets op wat alle in het onderzoek betrokken ouders verenigt, ongeacht gezinsvorm, namelijk dat ze allemaal hun gezin stichten en voor hun kinderen zorgen in combinatie met werk, of het juridische kader dat nu toelaat en faciliteert of niet. Waar een wil is, is (kennelijk) een weg.

Berglind Willemsdottir Verheul verdedigde haar proefschrift op 23 mei 2025 aan de Tilburg Law School. Promotoren: prof. dr. Mijke Houwerzijl en prof. dr. Sonja Bekker.  


Ásta Berglind Willemsdóttir Verheul 
What constitutes a family for the purposes of supporting work-life balance? An empirical study of parentalization of (non-traditional) families in Iceland, Ireland, and the Netherlands 

Over de auteur(s)