Griffierecht hoort in het medisch tuchtrecht niet thuis

Invoering van griffierecht voor het medisch tuchtrecht zou het aantal bagatelklachten naar beneden moeten brengen. Een heilloos plan. Moet er minder geklaagd worden? Nee, juist meer. Het indienen van een tuchtklacht zou moeten worden gestimuleerd in plaats van te worden afgeremd. Het tuchtrecht is een onvolmaakt kwaliteitsinstrument, maar wel het noodzakelijke sluitstuk van het geheel aan kwaliteitsinstrumenten.

1. Inleiding

De Minister van Volksgezondheid, mevrouw Schippers, is van plan om voor het tuchtrecht in de gezondheidszorg griffierecht in te voeren. Gedacht wordt aan een bedrag in de orde van grootte van € 50. Als de klacht gegrond is, krijgt de klager het geld terug. De bedoeling daarvan is om zogenoemde ‘bagatelklachten’ – wat die ook moge zijn – tegen te gaan.1 Het invoeren van griffierecht voor het medisch tuchtrecht vind ik geen goed idee. Eigenlijk vindt niemand dit een goed idee, alleen de Minister van Volksgezondheid. Van dit heilloze plan kan maar beter zo snel mogelijk worden afgezien. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

2. Het tuchtrecht dient het algemeen belang

Het medisch tuchtrecht bestaat al lang, al sinds 1928 om precies te zijn. Sinds 1997 is het tuchtrecht geregeld in de Wet op de beroepen in de gezondheidszorg. De regeling is toen bij de tijd gebracht, ook om te voldoen aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. De doelstelling van het tuchtrecht is evenwel onveranderd gebleven: het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de gezondheidszorg. Een algemeen belang dus. Zonder klager geen tuchtrecht, maar daarmee houdt de rol van de klager wel zo’n beetje op. In het tuchtrecht heeft de klager geen enkel belang, hij is slechts ‘aangever’. Natuurlijk, hij zal beslist een zekere genoegdoening ervaren als de klacht gegrond wordt verklaard en een maatregel wordt opgelegd. Hij zal ook het gevoel hebben dat hem dan recht is gedaan. Hij zal ongetwijfeld de hoop koesteren dat anderen niet hetzelfde overkomt als wat hem is overkomen, een veel gehoord motief voor klagers om een tuchtklacht in te dienen. En allicht kan een gegrondverklaring een opstapje vormen naar een civiele schadeclaim. Maar dat zijn geen rechtens te waarderen belangen die bij de beoordeling van de gegrondheid van de klacht en de keuze van de op te leggen maatregel een rol (mogen) spelen. De minister lijkt dit belangrijke aspect – het tuchtrecht is er niet in het belang van de klager – uit het oog te hebben verloren.

3. Enkele cijfers

Jaarlijks worden er bij de vijf regionale tuchtcolleges voor de gezondheidszorg zo’n 1600 tuchtklachten ingediend. Over de jaren heen is dit aantal redelijk constant (in 2015 1610 klachten, in 2014 1575, in 2013 1640, in 2012 1572, in 2011 1676 en in 2010 1524).2 Is 1600 tuchtklachten veel? Ik denk het niet. Jaarlijks wordt 70 miljoen keer een arts bezocht. Als we alle tuchtklachten toe zouden rekenen aan de arts, dan wordt in 0.02% van de arts-patiëntcontacten geklaagd. Tweehonderdste procent. Daarbij moet worden bedacht dat niet alleen over artsen, maar ook over tandartsen, apothekers, verloskundigen, fysiotherapeuten, psychotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen en verpleegkundigen kan worden geklaagd. Dan wordt het percentage nog lager. Er zijn in Nederland een kleine 360 000 BIG-geregistreerden die onder het tuchtrecht vallen, waarvan bijna 84 000 artsen (tegen wie de meeste tuchtklachten worden ingediend) en zo’n 190 000 verpleegkundigen (die relatief gezien amper tuchtklachten aan hun broek krijgen).

In 1993 promoveerde W.G. Verkruisen (cum laude) op een rechtssociologisch proefschrift over het tuchtrecht in de gezondheidszorg.3 Hij berekende dat slechts één op de ruim 30 000 feitelijke inbreuken op de tuchtnormen tot oplegging van een maatregel leidde. Dat is 0.003%, drieduizendste procent dus. Volgens hem was het tuchtrecht niet meer dan wat folklore, een rituele regendans. Dat was wel een erg boude conclusie, en ook op zijn methodiek is het nodige aan te merken. Maar zijn studie is wel illustratief voor hoeveel medische fouten er onder de radar blijven. Moet er minder geklaagd worden? Nee, juist meer. Heel veel meer. Het indienen van een tuchtklacht zou moeten worden gestimuleerd in plaats van worden afgeremd.

Als er zo weinig tuchtklachten worden ingediend, is het medische tuchtrecht dan nog wel een serieus te nemen kwaliteitsinstrument? Is afschaffen dan niet de logische conclusie? Dat lijkt me niet. Bedacht moet worden dat tuchtrecht niet het enige kwaliteitsinstrument in de gezondheidszorg is en zeker niet het beste. Het is algemeen bekend dat kwaliteitsbewaking en -bevordering beter niet in een contradictoire setting kunnen plaatsvinden. De zorgverlener zet dan, begrijpelijkerwijs, de hakken in het zand en dat is geen vruchtbare bodem om van fouten te leren. Voor leren is een veilige omgeving nodig. Het tuchtrecht biedt die niet en kan die ook niet bieden. Het is een onvolmaakt kwaliteitsinstrument, maar wel het noodzakelijke sluitstuk van het geheel aan kwaliteitsinstrumenten.

4. Griffierecht als panacee?

Leidt invoeren van griffierecht tot minder tuchtklachten? Dat kunnen we natuurlijk niet met zekerheid voorspellen. Vorig jaar is voor het advocatentuchtrecht griffierecht ingevoerd. Dat heeft tot 16% minder tuchtklachten geleid. Voor het tuchtrecht in de gezondheidszorg zou dat een afname van 250 klachten betekenen. De Minister hoopt natuurlijk dat dit 250 ‘bagatelklachten’ zijn. Maar we weten helemaal niet hoe griffierecht uitwerkt. Het kan heel goed zijn dat het juist allemaal, of ten minste voor een belangrijk deel, serieuze klachten zijn. Het indienen van een tuchtklacht is voor een klager een hele stap, en het moeten betalen van griffierecht kan dan net de laatste, fatale horde zijn. En al zou er maar één serieuze klacht verloren gaan, dan is dat er nog één te veel.

En natuurlijk is het tuchtrecht in de gezondheidszorg helemaal niet ‘gratis’ voor de klager. Zeker, hij hoeft geen geldsom te betalen om een tuchtprocedure te starten. Maar we moeten ons wel realiseren wat een tuchtklacht de klager anderszins kost. Hij moet zijn hele medische hebben en houden op tafel leggen. Ten overstaan van vijf leden van het tuchtcollege en de secretaris, die allemaal zijn complete medische dossier van A tot Z hebben gelezen, moet hij zijn verhaal doen. Soms voor een volle tribune, en in aanwezigheid van de pers, wordt over de meeste intieme details gesproken. Ik zou me wel drie keer bedenken voordat ik een tuchtklacht zou indienen. En dan heb ik het niet eens over de kosten van rechtsbijstand. We moeten blij zijn dat er nog patiënten zijn die het er allemaal voor over hebben!

Ook voor de aangeklaagde beroepsbeoefenaar is een tuchtprocedure loodzwaar. Maar dat is een andere kwestie. Die moet niet worden aangepakt door minder tuchtklachten, maar door het verkorten van de doorlooptijd. Die is nu meer dan acht maanden, en dat is veel en veel te lang. Die termijn zou de minister kunnen (en moeten) verkorten, bijvoorbeeld door personele versterking van de secretariaten van de tuchtcolleges.

5. ‘Bagatelklachten’ bestaan niet

Maar terug naar de bagatelklachten waar de minister zo graag van af wil. Achter wat een bagatelklacht wordt genoemd, kan een wereld van frustraties schuil gaan. Patiënten worden soms vermalen in het medische systeem. Een tuchtklacht kan dan een uiting zijn van de onmacht van de patiënt, die zich miskend, vernederd, teleurgesteld en tekort gedaan voelt. En die zich gehoord wil voelen. Daar moet met prudentie mee worden omgegaan. In de gezondheidszorg wordt het belang van de patiënt terecht steeds meer onderstreept. De patiënt wordt gezien als de ‘motor’ van het zorgstelsel en wordt daartoe zoveel mogelijk gefaciliteerd. Maar blijkbaar dient de kritische, autonome en voor kwaliteit kiezende patiënt ook bagatelklachten in. Zo wordt hij teruggebracht tot een querulant, die kennelijk zijn eigen boontjes niet kan doppen.

Zeker, niet alle klachten die in het kanaal van het tuchtrecht terecht komen, horen daarin thuis. Maar daar zijn andere, betere oplossingen voor. Laat klachten waarvoor het tuchtrecht duidelijk niet het juiste instrument is, bij voorzittersbeslissing afdoen (de klager kan er dan op worden gewezen dat hij beter de route van het klachtrecht kan kiezen, omdat daar zijn klacht beter tot zijn recht komt). De minister is trouwens ook van plan om vereenvoudigde afdoening bij voorzittersbeslissing in te voeren, en dat juich ik toe. Maar zij kan het daar beter bij laten. Het griffierecht hebben we helemaal niet nodig.

6. Nog zo’n verkeerde beleidskeuze: de openbaarmaking van de berisping

De minister heeft het tuchtrecht al eerder opgescheept met een uiterst ongelukkige figuur, te weten de openbaarmaking van de berisping, de op een na lichtste maatregel. De berisping brengt tot uitdrukking dat de hulpverlener een professionele fout heeft begaan. Niet alleen wordt deze maatregel voor vijf jaar aangetekend in het, voor eenieder toegankelijke, BIG-register, ook verschijnt een advertentie in een plaatselijke krant met daarin de naam van de beroepsbeoefenaar, de mededeling dat hem een berisping is opgelegd en een korte aanduiding van de aard van de fout. Dat zou de – in de zorg broodnodige – transparantie bevorderen. De zelfbewuste patiënt is zo beter geïnformeerd en kan zo betere kwaliteitskeuzes maken. Wat mij betreft is de publicatie van de berisping niets meer of minder dan de herinvoering van de schandpaal. Zet de dokter publiekelijk te kijk en hij zal het de volgende keer wel uit zijn hoofd laten. Wat moet de patiënt er mee als hij in de krant leest dat zijn huisarts zijn beroepsgeheim heeft geschonden? Een afspraak met hem maken om te horen wat hier aan de hand is? Rotte tomaten tegen de ramen van zijn praktijk gooien? Een andere huisarts kiezen, want medische gegevens zijn blijkbaar niet veilig bij hem? Vanuit kwaliteitsoogpunt heeft de openbaarmaking van de berisping geen enkele meerwaarde. Integendeel, het functioneren van het tuchtrecht wordt er eerder door bemoeilijkt. Of de tuchtcolleges terughoudender zijn geworden bij het opleggen van een berisping is niet eenvoudig vast te stellen, maar dat de lat hoger is komen te liggen is wel duidelijk.

7. Politiek boven kwaliteit?

Ik ben bepaald niet de eerste die zegt dat van de invoering van griffierecht in het tuchtrecht, in welke vorm dan ook, maar beter kan worden afgezien.4 Ik hoop wel de laatste te zijn. Naar verluidt wilt de minister om politieke redenen het griffierecht toch doorzetten. Gaat het medische tuchtrecht dan worden opgeofferd aan politieke belangen? Dat kan toch niet waar zijn. 

 

Prof. mr. J.C.J. Dute is hoogleraar aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, lid van het College voor de Rechten van de Mens en lid-jurist van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Deze Opinie is ook gepubliceerd in NJB 2016/1039, afl. 21.

 

Afbeelding: © Shutterstock

 

1. Zie reeds Kamerstukken II 2014/15, 29282, 211, p. 21; zie voorts art. 65a van het Ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG. Zie daarover J.C.J. Dute, ‘Het concept-wetsvoorstel modernisering tuchtrecht’, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2015, 8, p. 606-616.
2. Cijfers ontleend aan de Jaarverslagen van de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg.
3. W.G. Verkruisen, Dissatisfied patients: their experiences, interpretations and
actions (diss. Rijksuniversiteit Groningen), 1993.
4. Zie bijv. J. Legemaate, ‘Griffierecht in tuchtzaken’, redactioneel, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2015, 5, p. 299.

Over de auteur(s)