
In zijn proefschrift richt Jop Tangelder zich op het wijzigen van pensioenregelingen bij verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen én het wijzigen van reeds bestaande aanspraken van een pensioendeelnemer jegens zijn verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds in verhouding tot de rechtsbescherming die het eigendomsrecht biedt. Daarbij staat hij uitgebreid stil bij de stelseltransitie zoals die in de Wet toekomst pensioenen is opgenomen.
Een van de lastiger vraagstukken bij het wijzigen van de pensioenregeling bij een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds is de wijzigingsbevoegdheid. Het onderzoek laat zien dat het in een concreet geval onduidelijk kan zijn wie bevoegd is tot wijziging van de pensioenregeling: sociale partners of het pensioenfonds. Die onduidelijkheid kan leiden tot geschillen. De wetgever zou sociale partners en het pensioenfonds beter kunnen faciliteren bij het maken van afspraken over de wijzigingsbevoegdheid, bijvoorbeeld door een bedrijfstakuitvoeringsovereenkomst voor te schrijven. Sociale partners en pensioenfonds kunnen zelf afspraken maken in zo’n overeenkomst of dat meenemen bij de opdrachtaanvaarding. Onderdeel van de aanstaande stelseltransitie is het wijzigen van opgebouwd pensioen. Het uitgangspunt van de wetgever is dat reeds opgebouwd pensioen onaantastbaar is. Uit dat uitgangspunt volgt dat opgebouwd pensioen in principe niet zonder instemming van de pensioendeelnemer kan worden gewijzigd. Op dat principe zijn twee belangrijke uitzonderingen. In de eerste plaats is wijziging tegen de wil van een pensioendeelnemer mogelijk bij de stelseltransitie. Op grond van het Nederlandse recht heeft een pensioendeelnemer nauwelijks rechtsmiddelen tot zijn beschikking om zich tegen die onvrijwillige wijziging te verzetten. Ten tweede vindt wijziging zonder instemming van de pensioendeelnemer veelvuldig plaats doordat het pensioenfonds, sociale partners of de wetgever financiële en demografische risico’s binnen een pensioenregeling opnieuw verdelen. Een pensioendeelnemer die zich geconfronteerd ziet met een onvrijwillige wijziging van zijn pensioenopbouw, kan een beroep doen op Europese eigendomsbescherming jegens de staat of zijn pensioenfonds. Een onvrijwillige wijziging van opgebouwd pensioen zal in de meeste gevallen een inbreuk zijn op het Europees eigendomsrecht. Een inbreuk kan zijn gerechtvaardigd – en daarmee toegestaan. Alleen een ongerechtvaardigde eigendomsinbreuk leidt tot aansprakelijkheid van de staat of het pensioenfonds. Het Europese eigendomsrecht is als sta-in-de-weg van de stelseltransitie gepresenteerd, met name door tegenstanders van het nieuwe pensioenstelsel. De drempels voor aansprakelijkheid op grond van art. 1 EP EVRM en art. 17 Handvest zijn echter hoog. In zijn onderzoek betoogt Tangelder dat procedures op grond van deze bepalingen veelal zullen leiden tot teleurstelling bij de pensioendeelnemer in plaats van aansprakelijkheid van de staat of het pensioenfonds.
Tangelder promoveerde op 17 maart 2025, aan de juridische faculteit van de Radboud Universiteit.
Promotoren: prof. mr. drs. Mark Heemskerk en prof. mr. René
Maatman.
Jop Tangelder
Eigendomsrechten bij wijziging van de pensioenregeling: een juridische analyse in een economische context
Kluwer 2025, 292 p. € 87,51
ISBN 978 90 1318 165 4 (wordt binnenkort verwacht)