De Uitspraak: Kun je uitzetting voorkomen door een gezinsvoogd aan te stellen?

Kan een kind zonder verblijfsvergunning aan uitzetting ontkomen door ondertoezichtstelling?

De Zaak.

Een illegale gescheiden Marokkaanse moeder vraagt de rechtbank haar 11-jarige dochter één jaar onder toezicht van de Raad voor de Kinderbescherming stellen. Illegale kinderen die onder toezicht staan krijgen namelijk standaard een tijdelijke verblijfsvergunning. Een zogeheten ‘OTS’ geeft de familierechter als de ontwikkeling van het kind in gevaar is en er ernstige (opvoed)problemen zijn. Een gezinsvoogd wordt medeverantwoordelijk voor alle beslissingen.

Wat is er met haar aan de hand?

Het meisje is zeer angstig voor een dreigende uitzetting en benauwd dat ze haar vader op straat tegenkomt. In het gezin kwam veel geweld voor, waardoor zij getraumatiseerd is. Zij is in Nederland geboren, hier opgegroeid en gaat hier naar school. Zij is één maal twee weken in Marokko geweest, waar ze op één overgrootmoeder na niemand kent. Haar familie woont in Nederland en België. Ze spreekt geen Arabisch of Berbers.

Welke vraag moet de rechter beantwoorden?

Leidt de dreiging van uitzetting tot lichamelijke of psychische schade voor het kind?

Waar zit juridisch het probleem?

In de samenloop van familierecht en vreemdelingenrecht. Vreemdelingen die geen recht hebben verblijf zouden via de omweg van het familierecht via deze route toch een vergunning kunnen krijgen. Dat zou een „ongewenste of in ieder geval onzuivere inmenging” van het ene rechtsgebied in het andere opleveren, zegt de rechter.

Hoe is de feitelijke afweging?

Uitzetting zou „een enorme fysieke én psychische ontworteling van haar leven betekenen” betekenen. De rechtbank vindt het meisje kwetsbaar en denkt dat ze grote schade zal oplopen door uitzetting. „Dat de moeder eventueel samen met haar zou worden uitgezet, maakt dit niet anders.”

Krijgt het familierecht voorrang?

Ja, eigenlijk vindt de rechter de samenloop geen probleem. „Bij nadere doordenking van de situatie is daar naar het oordeel van de rechtbank echter geen sprake van nu de twee rechtsgebieden hun eigen invalshoek, regelgeving en toetsingskader hebben”. De individuele omstandigheden geven de doorslag. „De voorgeschiedenis van het kind, de psychische en lichamelijke toestand van het kind, de gezinssituatie, de worteling in Nederland en/of het buitenland, en mogelijk andere ouder- en kindfactoren dienen te worden bezien in samenhang met de (dreigende) uitzetting om te bepalen of zich al dan niet de bedreiging voordoet die er moet zijn om te komen tot een ondertoezichtstelling”.

Er kan dus via het jeugdrecht alsnog recht op verblijf worden gegenereerd. Als extra argument citeert de rechtbank uit het IVRK, het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind, waar Nederland aan is gebonden. Daarin staat een algemene opdracht aan de landen om in de ‘ruimst mogelijke mate’ het overleven en de ontwikkeling van het kind te waarborgen. Dat geldt dus ook voor minderjarigen die worden uitgezet. In dat land moeten die rechten van het kind ook zijn gewaarborgd. Als dat niet zo is mag de Staat niet uitzetten.

Kortom, dit meisje is in gevaar en dat kan alleen worden afgewend door haar uitzetting te voorkomen. Het verzoek van de moeder voor een ondertoezichtstelling wordt ingewilligd.

De uitspraak is hier te vinden.

Deze Uitspraak is ook te lezen op Recht en Bestuur.

Bron afbeelding: www.bobhogeveen.nl

Over de auteur(s)
Author picture
Folkert Jensma
Juridisch redacteur, commentator en blogger bij NRC