
Lees hier de scriptie ‘De rechtsbescherming van zorgaanbieders. Een onderzoek naar de huidige en potentieel toekomstige praktijk van actieve openbaarmaking van informatie over het instellen van verscherpt toezicht door de IGZ in het licht van de bepalingen van artikel 6 EVRM' van Jacqueline de Vries (masterscriptie Publiekrecht, traject Gezondheidsrecht, Universiteit van Amsterdam, begeleiding: mr. dr. R. Wijne, tweede lezer: prof. mr. J. Legemaate, beoordeling: 9).
Deze scriptie handelt over de rechtsbescherming van zorgaanbieders bij de actieve publicatie van informatie over het instellen van verscherpt toezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ).
Als overheidsdienst valt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) onder het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en heeft de Minister van VWS eindverantwoordelijkheid over haar handelen. Dit maakt dat sommige beslissingen van de IGZ onder de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dus de rechtsbescherming ervan zouden kunnen vallen. Dit geldt dan ook voor beslissingen tot openbaarmaking van informatie over het instellen van verscherpt toezicht van zorginstellingen of -aanbieders.
Van het actief openbaarmaken van informatie over het opleggen van (corrigerende) handhavingsmaatregelen – zoals het instellen van verscherpt toezicht – kan worden gezegd dat het een bijzonder karakter heeft: dat wil zeggen dat deze handeling(en) door een individuele zorgaanbieder dan wel zorginstelling als punitief zou(den) kunnen worden ervaren. Dit roept een aantal vragen ten aanzien van de geboden rechtsbescherming op.
In deze scriptie wordt allereerst ingegaan op het juridische karakter van de beslissing van de IGZ om over te gaan tot het publiceren van de informatie over het instellen van verscherpt toezicht. Er wordt verdedigd dat dit handelen een besluit in de zin van de Awb betreft. Met dit gegeven wordt vervolgens verdedigd dat de zorgaanbieder rechtsbescherming onder de Awb geniet, wanneer de IGZ beslist tot het publiceren van informatie over het opleggen van de corrigerende maatregel van het instellen van verscherpt toezicht.
Met de rechtsbescherming uit de Awb gaat mogelijk een rechterlijke toets gepaard. Invulling aan deze rechterlijke toets wordt gegeven door een belangenafweging op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob). Duidelijk wordt dat deze belangenafweging in zekere zin, naar het oordeel van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), op een voornamelijk marginale manier dient plaats te vinden. Dit, in afwijking van rechtspraak van lagere (voorzieningen-)rechters.
In de scriptie wordt voorts ingegaan op de mogelijke ervaringen van zorgaanbieders, en op de vraag of deze mogelijke ervaring maakt dat er sprake is van een bestraffende maatregel, of een criminal charge, waarover artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) spreekt. Deze vraag wordt in deze scriptie bevestigend beantwoord.
Nu een besluit tot openbaarmaking als criminal charge kan (of: zou kunnen) worden aangemerkt, zijn hiermee ook het tweede en derde lid van artikel 6 EVRM van toepassing op de praktijk van het actief openbaarmaken van informatie over het instellen van verscherpt toezicht door de IGZ. Dit betekent dat de zorgaanbieder ook de rechten uit deze bepalingen uit artikel 6 EVRM heeft. De zorgaanbieder dient aldus voor onschuldig te worden gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan (artikel 6 lid 2 EVRM) en dient (onder andere) te worden voorzien van voldoende tijd en mogelijkheden om een verdediging te kunnen voeren (artikel 6 lid 3 sub b EVRM).
De scriptie handelt verder over deze waarborgen. Er wordt stilgestaan bij de vraag of de zorgaanbieder de genoemde waarborgen onder de Awb – en daarmee ook de rechterlijke toets op basis van de Wob – heeft en onder de potentieel toekomstige wetgeving ook heeft of blijft hebben.
De conclusie luidt dat deze waarborgen er tot op zekere hoogte zijn, maar dat de betrokken rechters zeer zeker een meer integrale toets mogen of moeten aanleggen dan dat de ABRvS voldoende acht.
Bron afbeelding: © Arend van Dam VUmc Informatiedesk Effectieve zorg & behandeling bij dementie