
Soms ben ik nationalistischer dan ik van mezelf had gedacht. Loyaliteitsgevoelens aan eigen land en eigen landgenoten ervaar ik wel eens in het buitenland, bij de Dodenherdenking of als een Nederlander een heel bijzondere prestatie heeft verricht. Maar ik dacht dat het niet heel diep zat.
Dat veranderde toen ik kort na elkaar las dat een 62-jarige Nederlander wegens drugsmokkel was geëxecuteerd in Indonesië en dat een 42-jarige Nederlander in Mallorca al twaalf jaar in de cel zit, terwijl er kennelijk serieuze twijfel bestaat over zijn schuld. Mijn landgenoten moeten ze geen onrecht aandoen.
Vervolgens dacht ik aan het lot van Nederlanders in vreemde gevangenissen. Sommigen van hen zijn slecht, de meesten stom. Misschien zijn het boeven, maar dan toch onze boeven. Op 1 april 2014 zaten 2242 Nederlanders en niet-Nederlanders die in aanmerking komen voor consulaire bijstand in buitenlandse detentie. De meesten hebben drugsdelicten gepleegd en twee op de drie zijn gedetineerd in Europa.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft vorig jaar een nieuw beleid ontvouwd.1 Hij zal consulaire bijstand blijven verlenen en middelen beschikbaar stellen aan derde partijen “die een meetbare toegevoegde waarde hebben in de rechtsgang, bij extra zorg tijdens de detentie en bij de resocialisatie in Nederland”. Nederlandse gedetineerden in EU-landen zullen sneller naar Nederland worden gehaald en we blijven tegen de doodstraf. Dat ziet er goed uit. Behalve die merkwaardige “meetbare toegevoegde waarde”.
Bezien we evenwel de uitwerking van het nieuwe beleid dan is het minder fraai. Er wordt gewerkt met een lijst van veertig landen waar sprake is van behoorlijke detentieomstandigheden. Nederlanders die in een van die landen vastzitten komen slechts in aanmerking voor een basispakket van consulaire bijstand en door derde partijen geboden juridisch advies en resocialisatie. In andere landen wordt ondersteuning in de kosten van levensonderhoud en medische zorg geboden. Dat laatste is heel goed en nuttig. Lang geleden was ik in de San Pedrogevangenis in La Paz. Met genoeg geld kon je er een prostituee bestellen; maar een Duitse jongen zonder geld liep uit wanhoop keihard met zijn hoofd tegen de muur om in de ziekenboeg te worden opgenomen waar hij hoopte wat groente of fruit te krijgen.
In die overige landen kan ook extra zorg worden geleverd die “maatschappelijk, sociaal dan wel geestelijk van aard kan zijn en niet per definitie geestelijk, zoals nu het geval is”. Dat is een zinnetje dat er in onze seculiere samenleving niet gek uitziet. Het is echter de opmaat voor de afwijzing van de subsidieaanvraag van de Stichting Epafras. In de praktijk zijn het nu vooral de ene betaalde dominee van die Stichting en de 46 vrijwilligers – van alle gezindten – die als geestelijk verzorgers gedetineerden in het buitenland bezoeken. Volgens de nieuwe regels moeten echter actieve, goedwillende expats volstaan die wonen in de buurt van een gevangenis en als vrijwilligers van Reclassering Nederland werken. Zij missen als ze er al zijn drie kenmerken.
Geestelijke verzorgers kunnen in de eerste plaats onder de bescherming van hun gerespecteerde ambt vertrouwelijke gesprekken voeren met de gedetineerden en dingen regelen met derden. Zo organiseerde een van hen hulp van een in de bajes gezaghebbende gedetineerde voor een bij herhaling mishandelde Nederlandse jongen. Doordat ze meer gevangenissen bezoeken zijn ze voorts beter in staat een “signaal”-functie te vervullen ten aanzien van inhumane en onrechtvaardige behandeling door detinerende landen. En bovenal is er de onmeetbare kwaliteit van de professionele geestelijk verzorger die er gewoon voor jou is, zich bekommert en enige hoop biedt. Dat is natuurlijk geen ‘meetbare’ meerwaarde in vergelijking met andere vrijwilligers, maar dat een pastoraal werker een bijzondere deskundigheid heeft in het contact met mensen die in hopeloze omstandigheden verkeren, is onweerlegbaar.
Het bestaan van de landenlijst die zo beslissend is in de mate van te leveren zorg is overigens misleidend. De detentieomstandigheden in Franse gevangenissen (169 Nederlanders) zijn niet behoorlijk. De meeste zelfmoorden van Europa (18,5 per 10.000 gedetineerden) vinden daar plaats en buitenlandse gedetineerden verkeren er in slechtere omstandigheden dan Franse.2 In het Verenigd Koninkrijk (131 Nederlanders) is in de gevangenissen sprake van een onrustbarende toename van geregistreerde vechtpartijen, seksuele aanvallen en zelfmoorden. Toegegeven, het is vermoedelijk nog erger in Peru (76 Nederlanders), de Dominicaanse Republiek (99) of de VS (87), maar de lijst is een bureaucratische leugen waar een burger zich moeilijk tegen kan verzetten.
Ik voel een zekere loyaliteit met onze boeven in het buitenland. Met het nieuwe beleid lijkt het alsof we hen niet langer de kwaliteit van de menselijke blik gunnen. De subsidie aan Epafras is op grond van het nieuwe subsidiekader teruggeschroefd naar nul, hoewel de minister eerder sprak van “fantastisch werk”.3 Kwantitatief gaat het om een bezuiniging van zes ton ten koste van het niet meer doen plaatsvinden van 1600 bezoeken. Dergelijke cijfers zeggen niets over het kwalitatieve verlies dat erdoor wordt geleden. Dat verlies wordt niet opgelost door toepassing van een algemeen (landen)lijstje, want kwaliteit vergt minstens de ruimte voor een professionele beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. We kunnen niet meten welke schade iemand lijdt die alle hoop verliest, maar het beleid bepaalt dat hij door iedereen vergeten mag wegkwijnen als dat in het behoorlijke Japan gebeurt. Wat zegt het eigenlijk over de kwaliteit van de overheid als die zo weinig overheeft voor landgenoten in moeilijkheden? Dat is een vraag die me de trek beneemt in een harinkje op 3 oktober in een Nederlandse ambassade in het buitenland.
Dit Vooraf is ook gepubliceerd in NJB 2015/1048, afl. 22
1. Kamerstukken II 2014/15, 30 010, nr. 21. Besluit Gedetineerdenbegeleiding 2015–2016 van 10 december 2014.
2. Le Monde 1 oktober 2014. Zie verder: http://www.prisonstudies.org/world-prison-brief.
3. Algemeen Overleg 12 november 2014.