Dit proefschrift van Jolein Holtz onderzoekt de potentiele rol van collectieve mensenrechten om de effectiviteit van de mensenrechtenbenadering van klimaatverandering te verbeteren. Vanuit interdisciplinair perspectief rondom het idee van ontologie (manieren van ‘zijn’) beargumenteert dit proefschrift dat collectieve mensenrechten moeten worden gezien als rechten van collectieven met een ander ontologische achtergrond. Om de klimaatvoordelen te laten zien van wanneer collectieve mensenrechten worden gezien als een middel om ontologische diversiteit binnen mensenrechten te brengen, volgt dit proefschrift de ‘levencyclus’ van collectieve mensenrechten: theorie, toepassing en praktijk. Het ontbreekt collectieve mensenrechten aan een coherente achterliggende theorie. Vaak worden deze rechten enkel bekeken vanuit het perspectief waarom we deze rechten niet zouden moeten hebben met het oog op de afwijkende kenmerken die tornen aan basisprincipes van mensenrechten zoals de staat/individu relatie en het humanistisch individualisme. De verschillende interpretaties van en aanhoudende onduidelijkheid rondom collectieve mensenrechten kunnen vanaf ontologisch perspectief worden verklaard (hoofdstuk 2). De ontologie weergegeven in individuele mensenrechten is het naturalisme en is slechts één manier van zijn, waar er meerdere bestaan. Alle andere ontologieën verschillen van het naturalisme omdat zij geen onderscheid maken tussen de interne wereld (de ratio) en de externe wereld (het materiële, tastbare). Omdat zij buiten het naturalisme vallen, zijn ze ook niet afhankelijk van een sociaal contract en heeft de staat dus een andere (minder centrale) rol. Dit proefschrift vindt deze elementen ook duidelijk terug in de collectieve raamwerken van internationale mensenrechten – de rechten van oorspronkelijk bewoners, rechten van boeren en boerinnen en andere op het land werkzame personen en het Afrikaans mensenrechtenstelsel. Een analyse van deze drie systemen laat zien dat deze collectief gekenmerkt worden door een nabijheid tot het gemene goed, alsmede door een alternatieve relatie tot de staat doordat het zich richt tegen het westers systeem van kolonisatie en/of kapitalisme. Voor klimaatverandering heeft een ontologische interpretatie van collectieve mensenrechten verscheidene voordelen. Het feit dat geen enkele staat geheel verantwoordelijk is voor klimaatverandering en dat vele actoren bijdragen aan de wereldwijde uitstoot, sluit aan bij het idee van een bredere interpretatie van plichtsdragers van collectieve mensenrechten. Een bredere interpretatie van het subject – het collectief – kan ook een meer accurate representatie geven van de vervlochtenheid van de mens met haar omgeving, alsmede een andere temporele ervaring weergeven. Dit kan vervolgens het kortetermijndenken tegengaan en de drempel voor klimaatschade en ‘geraaktheid’ verlagen door ook natuurschade mee te nemen in een beoordeling. Toegepast op de meest veelvoorkomende collectieve mensenrechten – het recht op zelfbeschikking, recht op ontwikkeling en het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu – laat dit proefschrift zien dat er wederom aanknopingspunten te vinden zijn voor een ontologische interpretatie van deze rechten (hoofdstuk 3). Concrete toepassing van deze theorie is mogelijk door middel van het recht op zelfbeschikking. In de tweede fase van de levencyclus – toepassing – kijkt dit proefschrift naar de tweede paragraaf van dit recht en dan specifiek de zinsnede ‘in geen geval mag een volk zijn bestaansmiddelen worden ontnomen’ (hoofdstuk 4). Het onderzoekt hoe dit absolute verbod kan worden geïnterpreteerd in de klimaatcontext en hoe het ontologisch kader van deze studie hier op toegepast kan worden. Een ontologische interpretatie hiervan verlaagt de drempel om klimaatimpact te bestempelen als ernstig en voorzienbaar en het absolute karakter van de norm kan de staatcontext overstijgen en zowel groepen staten als niet-statelijke actoren adresseren.
Dat gezegd hebbende, vindt deze toepassing geen doorgang zolang procedurele normen in de rechtszaal nog steeds naturalistisch geïnterpreteerd worden. Daarom kijkt dit proefschrift ook naar elementen de proceduralisering van collectieve mensenrechten – de derde fase van de levenscyclus (hoofdstuk 5). In zowel ‘legal standing’ als extraterritorialiteit en schadevergoeding zijn collectieve interpretaties te vinden die ruimte verschaffen voor de doorvoering van de ontologische theorie van collectieve mensenrechten. Al met al vindt dit proefschrift een duidelijke basis voor een interpretatie en substantiële en procedurele toepassing van collectieve mensenrechten als de basis voor ontologische flexibiliteit binnen het mensenrechtenregime. Echter, het maakt ook duidelijk dat indien dit niet gedaan wordt, het duidelijk is dat de interpretatie en toepassing hiervan geschiedt in lijn met de achterliggende idealen van het naturalisme; idealen zoals neoliberalisme en kapitalisme die ook aan de basis liggen van klimaatverandering. Dit proefschrift roept op tot een ander perspectief op mensenrechten en de benadering van klimaatverandering vanuit mensenrechten. Willen mensenrechten daadwerkelijk universeel zijn in reikwijdte, moeten deze ruimte creëren voor andere ontologieën. Het nalaten om dit te doen, is niet alleen moreel verwerpelijk maar zal ook een effectieve respons op de klimaatproblematiek tegengaan. Collectieve mensenrechten kunnen zowel als een schild een sterkere bescherming bieden tegen een bepaalde lokale ontologisch afwijkende context alsmede functioneren als een zwaard door nieuwe, stringentere oplossingen af te dwingen doordat deze rechten een ecologisch meer gebalanceerde levenswijze centraal stellen.
Holz verdedigde haar proefschrift op 16 oktober 2025 aan de juridische faculteit van de Universiteit Leiden. Promotoren: prof. Carsten Stahn en prof. Daniëlla Dam-de Jong.
Jolein Holtz
Collective Human Rights as an (Onto)Logical Solution to Climate Change. Reconceptualizing, Applying, Conceptualizing and Proceduralising an Overlooked Category of Human Rights
Uitgave: E.M. Meijers Instituut, MI 451