Artikelen van Ivo Giesen

Tijdschrift
NJB 31 (2018)
Het privaatrecht als instrument in het publieke domein
Urgenda is het begin van een nieuw tijdperk. Een tijdperk waarin beleid ook buiten Den Haag gemaakt kan worden, zelfs buiten de politiek; in de rechtszaal. Dat geldt eens te meer als we, zoals het er nu naar uit ziet, zelfs van private actoren publiek beleid en de naleving daarvan gaan vergen. Ook de zaak van Tristan van der Vlis is het begin van een nieuw tijdperk, een tijdperk waarin een gebrek aan aan te spreken daders meer en meer ondervangen wordt door de kring van mogelijke daders breder te trekken dan voorheen mogelijk was of überhaupt bedacht kon worden. Beide constateringen getuigen van de neiging van het aansprakelijkheidsrecht om constant uit te breiden, of positiever geformuleerd, van de enorme mate van creativiteit binnen en de enorme spankracht van dat aansprakelijkheidsrecht.
Lees het hele artikel in Navigator.
Herziening in strafzaken anno 2018
De doeltreffendheid in de praktijk van de Wet hervorming herziening ten voordele blijkt vooralsnog onvoldoende. De rechtspositie van de gewezen verdachte is, in tegenstelling tot de grondgedachte van de wetgever, namelijk niet wezenlijk versterkt door de wijze van uitvoering van de nieuwe wet. Nog dit jaar dient de wet te worden geëvalueerd. Geconcludeerd wordt dat aanpassingen noodzakelijk zullen zijn. Hiervoor worden in dit artikel diverse aanbevelingen gedaan. Deze zien met name op de toegang tot en uitvoering van het voorbereidend onderzoek. Daarnaast wordt voorgesteld om bij de evaluatie van de wet ook de doeltreffendheid en effecten voor de rechtspraktijk in het overzeese deel van het koninkrijk in ogenschouw te nemen. Zowel materieel als procedureel blijkt namelijk sprake van een ongelijke situatie vergeleken met de Nederlandse regeling en van een ongelijke rechtspositie van de gewezen verdachte.
Lees het hele artikel in Navigator.
Herman Schoordijk (1926-2018)
Met het overlijden van Herman Schoordijk op 5 juli 2018 verliest Nederland een van zijn spraakmakendste civilisten.
Lees het hele artikel in Navigator.
Reactie op artikel André den Exter
In NJB-aflevering 22 gaat mr. dr. Den Exter in op het kerncriterium voor het bepalen van de omvang van het basispakket van de Zorgverzekeringswet: ‘de stand van de wetenschap en praktijk’. Omdat de Hoge Raad op 30 maart 2018 juist over dit criterium een arrest heeft gewezen was daar ook alle aanleiding toe. Merkwaardig genoeg noemt de auteur wel de zaak die bij de Hoge Raad speelde over de PTED-behandeling, maar betrekt hij in zijn analyse niet het arrest van 30 maart. Ik wil kort ingaan op een aantal van de (inmiddels) onjuiste overwegingen en conclusies van Den Exter.
Lees het hele artikel in Navigator.
Nawoord Zorgverzekeringswet: stand van de wetenschap en praktijk
Zeegers verwijt mij een onjuiste uitleg van het criterium ‘stand van de wetenschap en praktijk’ met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad 30 maart jl. Ten tijde van het insturen naar de redactie destijds, was de uitspraak nog niet beschikbaar en ontbreekt daarom in de beschouwing.
Lees het hele artikel in Navigator.

Tijdschrift
NJB 20 (2013)
Massale procedures in het bestuursrecht
Er doen zich verschillende situaties voor waarin burgers en masse beslissen om tegen dezelfde instantie te procederen. Voor dat soort massale procedures is een enkele maal een regeling getroffen. Een meer algemene bestudering of regulering van het fenomeen van massale bestuursrechtelijke procedures ontbreekt. In dit artikel wordt een aanzet gegeven tot het duiden van massale bestuursrechtelijke geschillen. De bijdrage onderzoekt welke verschillende typen massale procedures zoal in het bestuursrecht voorkomen, wat bekend is over hun ontstaan en de wijze waarop zij (kunnen) worden opgelost. Geconcludeerd wordt dat het fenomeen van massaal bezwaar eigenlijk alleen kan worden voorkomen met inzicht in het ontstaan van massaal verzet tegen regelgeving, dan wel met behulp van een effectieve rechtsgang tegen algemeen verbindende voorschriften, nog voordat het bestuur de uitvoeringsbesluiten neemt.
Geen mazen in de alcoholfuik van het CBR?
Met het oog op de verkeersveiligheid draagt het CBR psychiaters, die een alcoholkeuring uitvoeren in het kader van de beoordeling van iemands rijgeschiktheid, op extra streng te keuren. Daar is op zich niets mis mee maar psychiaters lijken (te) weinig tijd uit te trekken voor een onderzoek en niet door te vragen. De achtergrond van een bevestigend of ontkennend antwoord lijkt zoals gezegd zelden te worden onderzocht dan wel nauwkeurig in een rapportage te worden opgetekend. Daarnaast wordt niet meegedacht over mogelijke andere oorzaken dan overmatig alcoholgebruik bij afwijkende bloedwaarden. Ook wordt de keurling onvoldoende tijd gegund om via de huisarts zelf een mogelijk andere oorzaak aan te tonen. Dergelijk ‘lopende band’ werk kan de keurling onterecht een ongeldig rijbewijs en hoge kosten voor het voeren van een bezwaarprocedure opleveren.
Heeft de Hoge Raad emoties?
Over bewijsuitsluiting en onrechtmatig verkregen bewijs
Een aantal recente arresten van de Hoge Raad lijken de opvatting uit te dragen dat onrechtmatig handelen van de politie op zich geen voldoende voorwaarde oplevert voor bewijsuitsluiting. De Hoge Raad geeft met deze arresten blijk van een gebrek aan theorie wat leidt tot een toetsing die rechtstreeks uit de losse pols lijkt te komen. Het is onbegrijpelijk dat de Hoge Raad volstrekt geen oog lijkt te hebben voor het bijzondere rechtskarakter van het publiekrecht, waarin de overheid anders dan in het privaatrecht in principe niets mag, tenzij het is toegestaan? Of is die blindheid in het licht van de emoties juist maar ál te begrijpelijk?
Een aantal recente arresten van de Hoge Raad lijken de opvatting uit te dragen dat onrechtmatig handelen van de politie op zich geen voldoende voorwaarde oplevert voor bewijsuitsluiting. De Hoge Raad geeft met deze arresten blijk van een gebrek aan theorie wat leidt tot een toetsing die rechtstreeks uit de losse pols lijkt te komen. Het is onbegrijpelijk dat de Hoge Raad volstrekt geen oog lijkt te hebben voor het bijzondere rechtskarakter van het publiekrecht, waarin de overheid anders dan in het privaatrecht in principe niets mag, tenzij het is toegestaan? Of is die blindheid in het licht van de emoties juist maar ál te begrijpelijk?
Een nieuwe wrakingsregeling
Naschrift