Artikelen van Han Jongeneel

Tijdschrift
NJB 21 (2025)
Meer, maar zeker niet alles
Het aantal uitspraken dat jaarlijks op rechtspraak.nl gepubliceerd wordt, neemt gestaag toe. De Rechtspraak wil alle uitspraken met een maatwerkmotivering gaan publiceren, maar daarvoor is nog een lange weg te gaan. En dat is dan nog maar een deel van alle uitspraken. Waarom wordt niet alles gepubliceerd? Of moeten we dat ook helemaal niet willen?
Melk en honing tussen belofte en breuk
In het publieke en politieke debat in Nederland en daarbuiten over de verhoudingen tussen Israël en de omringende staten wordt met regelmaat het argument naar voren gebracht dat Israël de enige democratische rechtsstaat in het Midden-Oosten zou zijn, en om die reden de steun van de trans-Atlantische as verdient. Deze bijdrage onderzoekt aan de hand van literatuur in hoeverre die kwalificatie gerechtvaardigd is. Historische en recente ontwikkelingen geven aanleiding tot kritische reflectie op de houdbaarheid van deze aanname.
Onbehoorlijk overheidshandelen
Onder dreiging van stopzetting van hun bijstandsuitkering verplichtten de Limburgse gemeenten Sittard- Geleen en Beesel uitkeringsgerechtigden een kansloze alimentatieprocedure te starten tegen ook uitkeringsgerechtigde ex-partners. Zaken als deze verdienen meer aandacht dan ze op dit moment krijgen. Dat een gemeente een uitkeringsgerechtigde verplicht een kansloze procedure te voeren, is onbegrijpelijk, om niet te zeggen onbestaanbaar. Het zakt door het ijs van een minimumniveau van behoorlijk overheidshandelen.
Blog
Meer, maar zeker niet alles
Over het publiceren van rechtspraak op rechtspraak.nl en de vindbaarheid van relevante uitspraken. Waarom wordt niet alles gepubliceerd? Of moeten we dat ook helemaal niet willen?


Tijdschrift
NJB 11 (2025)
Betere toegang tot het recht met de regelrechter
Sinds 1 maart jongstleden is het mogelijk om in twee categorieën kantonzaken zonder juridische bijstand en door een eenvoudig aanvraagformulier een geschil aan de zogenoemde regelrechter voor te leggen. Daartoe zijn enkele bepalingen in Rv geschrapt en gewijzigd, maar voor het overige gehandhaafd. Dat maakt de regeling tot een doolhof. Het accent ligt geheel op de mondelinge behandeling. De doelstelling is niet alleen laagdrempelige toegang tot het recht door een eenvoudige en snelle procedure, maar ook meer mogelijkheden te creëren om het geschil op minnelijke wijze op te lossen. Komt er geen schikking tot stand, dan doet dezelfde rechter uitspraak. Met deze ‘doorschakeling’ is de minder mondige burger niet per se gediend, zeker niet als de wederpartij wel juridische bijstand heeft. Het dejuridiseren door de rechter een probleemoplossende rol te laten vervullen, waarbij hij op zoek gaat naar de ‘onderliggende belangen’, is nog problematischer. Die taak vloeit namelijk niet voort uit zijn primaire opdracht. De vermenging van rollen maakt de positie van de rechter diffuus, terwijl een weerbare rechtsstaat vraagt om heldere concepten en normen met rechtsstatelijke waarborgen.
Sancties in het consumentenrecht
De Richtlijn oneerlijke bedingen is al ruim dertig jaar oud. Nog is haar doel niet bereikt. Als niet adequaat wordt opgetreden door de rechterlijke macht met afschrikwekkende sancties tegen oneerlijke bedingen, zal dit voor calculerende ondernemers aanleiding blijven oneerlijke bedingen te handhaven.
Van repressie naar preventie
In dit artikel wordt een (te) weinig gebruikte mogelijkheid voor de overheid in het bewaken van de grens tussen geoorloofde betoging en ongeoorloofde ordeverstoring verkend. De overheid, en de publieke opinie, zijn snel geneigd om naar het strafrecht te grijpen als demonstraties uit de hand lijken of dreigen te lopen. Waar wanordelijkheden tot het niveau van openlijke geweldpleging, mishandeling of vernieling oplopen, ligt strafrechtspleging voor de hand. Maar waar het dat niveau niet bereikt, zouden de mogelijkheden van het bestuursrecht beter benut kunnen worden. Dit artikel onderzoekt de mogelijkheden van de last onder dwangsom als aanvulling op het strafrechtelijke instrumentarium, en als mogelijk alternatief voor strafrecht zolang betogingen niet op geweldpleging zijn uitgelopen.
In memoriam Aart Hendriks
Op 9 februari 2025 overleed Aart Hendriks. Een vertrouwde naam voor de lezers van het Nederlands Juristenblad: Aart was gedurende bijna een kwart eeuw vaste medewerker van het NJB. In die periode leverde hij tientallen bijdragen – eerst, van 2002 tot en met 2010, als medewerker ‘diversiteit en recht’; daarna als medewerker ‘gezondheidsrecht’.
Leadiant’s grenzeloze hebzucht beboet
Met een recente uitspraak begrenst de rechter de ongebreidelde hebzucht van farmaceutische bedrijven. De overwegingen met betrekking tot het mededingingsrecht en verdringing van zorg in deze zaak bieden perspectief voor volgende vergelijkbare zaken.

Tijdschrift
NJB 26 (2024)
Appelprocesrecht op maat?
Al geruime tijd wordt onder andere vanuit de Rechtspraak gestreefd naar het bieden van maatwerk voor civiele zaken in hoger beroep. Appelprocesrechtelijke regels zouden daarvoor een beletsel kunnen vormen. In deze bijdrage wordt onderzocht in hoeverre daarvan sprake is. Van welke appelprocesrechtelijke regels kan worden afgeweken en op welke wijze?
Wat juristen moeten weten over gevaar in het strafrecht
Het Nederlandse strafrecht kent een toenemende nadruk op preventieve sancties. Vergeleken met het klassieke schuldstrafrecht is de normering van het risicostrafrecht – en daarmee de begrenzing van de macht van de overheid om preventief de vrijheid van justitiabelen te beperken – echter nauwelijks van de grond gekomen. Dat levert fundamentele en nieuwe vragen op over de toepassing van preventieve maatregelen op grond van recidivegevaar. Het gaat hierbij om vragen als: heeft de Staat verplichtingen ten opzichte van justitiabelen tegen wie preventieve maatregelen worden getroffen, wat houdt het vaststellen van gevaar in, hoe kan de gedragsdeskundige beoordeling van het gevaar beter worden ingebed in het strafprocesrecht en in hoeverre is het gebruik van nieuwe (neuro)technologieën in dit verband juridisch en ethisch aanvaardbaar?
Moeten persoonsgegevens in bewijsstukken zwart worden gemaakt?
Bewijsstukken die in een civiele procedure (al dan niet na bewijsbeslag) worden ingebracht kunnen persoonsgegevens bevatten. De memorie van toelichting van de volgend jaar van kracht wordende Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht gaat er kennelijk vanuit dat als er in het kader van een civiele procedure persoonsgegevens van derden aan de orde zijn, die altijd moeten worden zwart gemaakt in over te leggen stukken. Maar in veel gevallen is daar helemaal geen reden toe, omdat de AVG niet van toepassing is. En als die wel van toepassing is, is het onleesbaar maken van persoonsgegevens alleen nodig als er geen grondslag voor rechtmatige verwerking is of als de persoonsgegevens niet relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.
EU-wet Milieucriminaliteit vraagt om herijking van milieustrafrecht
De Nederlandse wetgever zal de strengere vereisten uit de vernieuwde Richtlijn Milieucriminaliteit binnen twee jaar moeten omzetten naar het nationale strafrecht. Nu de effectiviteit van ons milieustrafrecht al vele jaren ter discussie staat en tegelijkertijd het belang van een effectief milieurecht toeneemt door de snelle teloorgang van onze leefomgeving lijkt de omzetting van de richtlijn een ideale gelegenheid om het rechtsgebied grondig te verbeteren.

Tijdschrift
NJB 13 (2022)
Vergoeden is vergelden?
De gedachte dat het schadeverhaal na strafbare feiten berust op civielrechtelijke grondslag is achterhaald. De positie van het slachtoffer is dermate veranderd dat niet alleen diens processuele, maar ook diens materiële aanspraken berusten op strafrechtelijke grondslag. In elk geval is het nodig, mede met het oog op de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, om een meer principieel antwoord te formuleren op de vraag naar de rechtsgrondslag voor deze vorm van schadeverhaal. In dit artikel wordt daartoe een aanzet gegeven. Geconcludeerd wordt dat het schadeverhaal een eigensoortige rechtsvordering is geworden, gesitueerd in het strafrechtelijk spectrum. Dat wijst in de richting van de wenselijkheid van een in te voeren schadevergoedingstraf, met daaraan verbonden rechtsgevolgen. Die invoering en de mogelijke rechtsgevolgen ervan worden in het artikel ook verkend. Het vertrekpunt daarbij is dat de aanspraak op schadevergoeding moet worden opgevat als een vordering sui generis, met daarin gelegen een vergeldend element.
Er zijn twee soorten wijzigingsbedingen
In duurovereenkomsten zijn twee soorten wijzigingsbedingen te onderscheiden die van invloed zijn op de verplichtingen van de consument. Het Europees consumentenrecht stelt daaraan bepaalde eisen. Deze worden in deze bijdrage beschreven en toegepast op verschillende soorten huurverhogingsbedingen. Verder aandacht voor de vraag hoe ver de vernietiging van een onredelijk bezwarend huurverhogingsbeding strekt, of de huurder na vernietiging van zo’n beding te veel betaalde huur kan terugvorderen en hoe ambtshalve toetsing gestalte kan krijgen.
Royement revisited
Eind 2019 is een royement, ook wel ‘ontadeling’ genoemd, uit de Nederlandse adel uitgesproken. Dit gebeurt zelden, het meest recente royement vond plaats in 1984. Het desbetreffende koninklijk besluit roept enkele vragen op die hier besproken worden.
Dat mag wel wat moderner
Sinds de invoering van het huidige Wetboek van Strafvordering in 1926 is het nodige veranderd in de samenleving waarin het strafprocesrecht functioneert. Het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering – dat momenteel voor advies voorligt bij de Afdeling advisering van de Raad van State – beoogt aan te sluiten bij die veranderingen, om zo een wetboek te kunnen bieden dat ‘toekomstbestendig’ is. Een van die veranderingen in de samenleving is hoe er tegen gender wordt aangekeken.
Reactie op artikel Toeslagenaffaire
Jacob van de Beeten en Rob van de Beeten bekritiseerden in hun artikel in het NJB onder meer de Zelfreflectie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State naar aanleiding van de toeslagenaffaire, maar ook het oriënterend onderzoek van, destijds procureur-generaal bij de Hoge Raad, Jos Silvis naar de strafrechtelijke aansprakelijkheid van bewindspersonen in de affaire. Silvis zou de ‘alles of niets’-benadering en de 100%-terugvorderingsplicht verwarren en de mythe van de hardheidsclausule herhalen. Dat vroeg om een reactie.
Blog
Hoor en wederhoor, maar niet vragen naar de bekende weg
De rechtspraak worstelt met de informatieverplichtingen in het Europees consumentenrecht.


Tijdschrift
NJB 31 (2021)
Ongemotiveerde uitspraken in het hoger beroep in vreemdelingenzaken en de grenzen van behoorlijke rechtspleging
Door bijna altijd gebruik te maken van de bevoegdheid neergelegd in artikel 91 lid 2 VW 2000 om bij een ongegrond hoger beroep af te zien van het motiveren van haar uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak haar taak als hogerberoepsrechter in vreemdelingenzaken uiterst beperkt ingevuld. De verandering die is ingezet met de Pilot 91-2, die inhoudt dat steeds als toepassing wordt gegeven aan dat artikel wordt gekeken of door middel van een korte standaardmotivering partijen iets meer duidelijkheid kan worden geboden over de reden dat het hoger beroep ongegrond is, verdient het met kracht te worden uitgebouwd. Aldus de auteurs, die de pilot op verzoek van de Afdeling onderzochten. Uitgangspunt zou moeten zijn dat ongegronde hoger beroepen van een motivering worden voorzien. Zo kan recht worden gedaan aan het belang van de individuele rechtsbedeling in de vreemdelingenzaken waarin de Afdeling als hoogste rechter oordeelt.
Toepasselijkheid van het oorlogsrecht in de Nederlands-Indonesische oorlog
De Nederlandse regering heeft het gewapend conflict tussen Nederland en de Republik Indonesia nooit een oorlog genoemd en nooit het geschreven oorlogsrecht formeel van toepassing geacht. Daarmee gingen de regering en de militaire autoriteiten eraan voorbij, dat er – gelet op de strafrechtelijke context (artikel 38 Wetboek Militair Strafrecht) – doorslaggevende gronden waren om aan te nemen dat het oorlogsrecht op het Nederlandse militair optreden formeel en materieel wel degelijk van toepassing was. Voor een beoordeling van de handelwijze van de Nederlandse strijdkrachten tijdens dit conflict is in ieder geval een ondubbelzinnig antwoord van belang op de vraag of dat werd genormeerd door het oorlogsrecht.
Hoor en wederhoor, maar niet vragen naar de bekende weg
Twee kantonrechters stelden prejudiciële vragen over informatieverplichtingen voortvloeiend uit het Europees consumentenrecht. Inmiddels zijn in beide zaken grotendeels gelijkluidende conclusies genomen. De A-G is van mening dat het niet-behoorlijk nakomen van wettelijke informatieverplichtingen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst kan leiden. Voor de rechtspraktijk is dan wel van groot belang hoe dat ook praktisch in zijn werk moet gaan.
De BV-m: zwevend tussen nut en noodzaak
Een voorstel met de uitgangspunten van een maatschappelijke BV, de BV-m, is in maart van dit jaar in consultatie gegaan. De doelstellingen van de BV-m zijn lovenswaardig, maar de uitwerking ervan is in het huidige voorstel zowel te beperkend, want alleen van toepassing op de BV, als te ruim met betrekking tot de transparantie- en participatieverplichtingen. Wil het voorstel echt werk maken van het stimuleren en faciliteren van sociaal ondernemerschap, dan is er nog werk aan de winkel. De minister zou er dan ook goed aan doen om het voorstel nog eens kritisch tegen het licht te houden en daarbij inspiratie op te doen bij al bestaande labels als de Code Sociaal Ondernemen en B-corp, maar ook bij de sociale ondernemingen die niet de BV, maar andere rechtsvormen gekozen hebben om hun maatschappelijke doelstellingen vorm te geven.
Blog
Europese civiele dogmatiek
Hoe groot is de aardverschuiving die de recente Dexia-uitspraak van het HvJ EU over de sanctionering van oneerlijke bedingen veroorzaakt?


Tijdschrift
NJB 19 (2021)
Civielrechtelijke sancties op oneerlijke bedingen
De civiele rechter moet het gebruik van oneerlijke bedingen ontmoedigen en daar past een strenge sanctie bij. Zoveel is duidelijk als men het recente Dexia-arrest erop naleest (gevoegde zaken C-229/19 en C-289/19). Volgens het HvJ EU strandt een subsidiair beroep op de wettelijke schaderegeling als het primair ingeroepen, van de wettelijke regeling afwijkende beding oneerlijk is bevonden. Anders dan de Hoge Raad overwoog in X/Dexia (NJ 2017/394) vervult deze regeling geen vangnetfunctie na de vernietiging van het beding. De vraag is nu: hoe ver strekt deze alles-of-niets-benadering? Wij verkennen in deze bijdrage de ratio achter de meest recente Europese uitspraak inzake de sanctionering van oneerlijke bedingen en slaan enkele voor de praktijk nuttige piketpalen. Ook bespreken wij de gevolgen van het arrest voor een breed scala aan potentieel oneerlijke bedingen zoals boeteclausules, annuleringsbedingen en vervaltermijnen. Wij sluiten af met enkele beschouwingen over de rol van de civiele rechter als handhaver van het Europees consumentenrecht.
Europese civiele dogmatiek
Als Nederlandse juristen gingen we ervan uit dat als een beding in algemene voorwaarden vernietigd wordt, het geen deel meer uitmaakt van de overeenkomst. Als een beding afwijkt van aanvullend recht en het wordt vernietigd, geldt die afwijking niet langer, zodat het aanvullend recht weer geldt. Op grond van recente Europese rechtspraak zal deze nationale civiele dogmatiek echter buiten toepassing moeten blijven. Is hier nog ruimte voor toepassing van de redelijkheid en billijkheid, in die zin dat toepassing van de regel die volgt uit dit arrest in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is?
De stelselherziening van Dekker, een eerste analyse
In november 2018 stuurt minister Dekker van Rechtsbescherming een nota naar de Tweede Kamer over een beoogd ander stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De hervorming die in deze nota wordt aangekondigd zal in drie fasen verlopen. In de eerste twee jaar worden pilots uitgezet om de plannen te testen, de twee jaar daarna is bestemd voor ‘integratie en borging’ en in de periode 2023-2025 volgt de parlementaire afhandeling van wat nu nog een te concipiëren wetsvoorstel is. In dit artikel wordt ingegaan op het waarom en het hoe van deze operatie. Waarom wilde de minister een hervorming en hoe denkt hij deze vorm te geven? De beschrijving wordt gevolgd door een kritische bespreking van zowel doelstellingen als middelen om deze te bereiken. In het slotwoord wordt ingegaan op de vergoedingen voor de gesubsidieerde rechtsbijstand, een thema dat als een rode draad door de hervorming heen loopt.
Naar een maatschappelijke zorgplicht voor bestuurders en commissarissen bij NV’s en BV’s?
In het voorjaar van 2020 verscheen een artikel in Ondernemingsrecht waarin 25 hoogleraren de introductie van responsible corporate citizenship in de wettelijke taakopdracht van bestuurders en commissarissen van NV’s en BV’s bepleitten. Bestuurders zouden ervoor moeten zorgen dat de vennootschap op een verantwoorde wijze deelneemt aan het maatschappelijk verkeer en commissarissen zouden hier toezicht op moeten houden. Op dit voorstel is een stroom van reacties gekomen, waaronder een aantal in een recent nummer van Ondernemingsrecht (2021/6). In datzelfde nummer heeft de kopgroep (Winter, Timmerman en De Jongh) van de bovengenoemde 25 hoogleraren een antwoord gegeven op de reacties. De auteurs van dit artikel menen dat een aantal consequenties van dit voorstel nog onvoldoende doordacht is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verstoring van het level playing field doordat de zorgplicht geldt voor alle Nederlandse kapitaalvennootschappen, ongeacht de omvang van de vennootschap. Hierdoor zou de Nederlandse zorgplicht uit de pas lopen met aankomend Europees recht. Ook wordt de mogelijkheid verkend dat veronderstelde veronachtzamingen van de bovengenoemde zorgplicht zullen leiden tot een stroom aan procedures tegen een aansprakelijkheid van de betrokken (bestuurders en commissarissen van) nv’s en bv’s.

Tijdschrift
NJB 11 (2018)
De Catch-22 van de intrekking van de wet raadgevend referendum
Op 21 december 2017 diende de regering het wetsvoorstel tot intrekking van de Wet raadgevend referendum in en één ding wil het kabinet absoluut niet: een referendum over deze intrekkingswet. Om er zeker van te zijn dat dat niet gaat gebeuren, is er een soort dubbel slot op de deur van het voorstel van de intrekkingswet Wrr gezet, de artikelen V en VI. Deze bijzondere bezweringsformules strijden echter met de Grondwet, de Bekendmakingswet, de Aanwijzingen voor de regelgeving, regels van behoorlijk wetgeven, het rechtszekerheidsbeginsel, elementaire logica en ook nog eens met de Wrr zelf. Dat de voorlichting van de Raad van State van 20 februari jl. deze juridische complicaties van het intrekkingswetsvoorstel onder de mat probeert te schuiven, doet daar niets aan af.
Lees het hele artikel in Navigator.
Jeugdsanctie voor jongvolwassen veelpleger?
In 2014 werd het adolescentenstrafrecht ingevoerd als uitzonderingsmodaliteit, die bijzondere kennis en oplettendheid bij de betrokken professionals in de strafrechtketen vereisen. Opvallend is echter dat noch de wet, noch de memorie van toelichting daarbij veel steun biedt en voor zover ze dat doen eerder voor verwarring dan helderheid zorgen. Artikel 77c Sr noemt slechts dat de rechter kan besluiten sancties uit het jeugdstrafrecht toe te passen ‘indien hij (daartoe) grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan’. Doordat de focus daarmee eenzijdig is gericht op de onrijpheid van de jongvolwassen dader, is de rechtspraak opgezadeld met een fundamenteel probleem: kan en moet het adolescentenstrafrecht ook worden toegepast bij ernstige misdaden?
Lees het hele artikel in Navigator.
Hoe te bepalen of een aanduiding van een politieke partij verwarrend is?
De Kieswet bepaalt dat het centraal stembureau een verzoek tot registratie van de aanduiding van een politieke groepering moet afwijzen als de aanduiding verwarrend of anderszins misleidend is voor kiezers. Uit analyse van rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat het daarvoor naar verschillende elementen moet kijken. Het gewicht dat aan elk van deze elementen moet worden toegekend in een concrete besluitvormingsprocedure, is sterk afhankelijk van de casuïstiek.
Lees het hele artikel in Navigator.
Pastafariërs kun je niet serieus nemen
Geloven Pastafariërs dat het Vliegend Spagettimonster de wereld heeft geschapen? De eerste Pastafariër die mij ervan overtuigt dat hij dat écht gelooft, krijgt mijn vergiet.
Lees het hele artikel in Navigator.
Naschrift 'Pastafariërs kun je niet serieus nemen'
Pastafariërs kun je niet serieus nemen, volgens rechter Han Jongeneel, waarmee de discussie over dit geloof eigenlijk al in de kiem gesmoord is. Zoals ik ook in mijn artikel anti-Pas(foto)tafarisme heb betoogd, is het niet aan de rechter om een diepgravend onderzoek te doen naar het wel of niet naar maatstaven van een jurist hebben van een serieus (nieuw) geloof. Het is aan de gelovige om uit te leggen wat hij verstaat onder zijn geloofsbelijdenis en het is aan de rechter interpretatieve terughoudendheid te betrachten.
Lees het hele artikel in Navigator.