Artikelen van Britta van Beers

Tijdschrift
NJB 24 (2025)
Bescherming van de persoon in de Grondwet
Aanhoudende technologische en digitale ontwikkelingen zijn typerend voor deze tijd. In een wereld van data, AI en massale technische verbondenheid, moet worden onderzocht hoe nieuwe en opkomende technologieën invloed kunnen hebben op grondrechten. Om een meer duurzame en betekenisvolle grondrechtelijke bescherming van de persoon, waaronder diens persoonlijke levenssfeer, in een hoogtechnologische samenleving te waarborgen, wordt in dit artikel voorgesteld om twee algemene, complementaire grondrechten in de Grondwet op te nemen: (1) een aangepast algemeen grondrecht op privacy en (2) een nieuw algemeen grondrecht op persoonlijke integriteit. Niet alleen zouden deze twee voorgestelde bepalingen een groter bereik hebben dan de bestaande privacy-grondrechten maar ook zullen zij, wegens hun meer open en kernachtige formulering, beter in staat zijn in te spelen op de uitdagingen waarvoor huidige en toekomstige technologieën individu en samenleving stellen.
Vreemde behandeling van vreemd recht
Volgens boek 10 BW wordt buitenlands recht, toepasselijk volgens regels van ipr, processueel behandeld als recht, niet als feit. De werkelijkheid is anders: in telkens wisselende gevallen sluipen veelal elementen binnen die de behandeling als feit suggereren, en waarbij partijen dus zwaar aan de beurt zijn. De tweedeling feit/ recht voldoet bij de behandeling van vreemd recht niet, omdat ze geen houvast geeft. De karakterisering van de positie van buitenlands recht in het burgerlijk proces als tertium is ook een loze formule. Beter is het dit paradigma te verlaten en algemene beginselen van procesrecht als uitgangspunt te nemen, met inbegrip van artikel 6 EVRM. Dat geeft ook onzekerheden, maar is wel productief en realistisch.
Kritiek op de rechtspraak, de rechter en diens uitspraken
De rechter die steeds vaker het doelwit van kritiek is, heeft weinig mogelijkheden om zich tegen de kritiek te weren, maar dat wil niet zeggen dat hij, andere rechters of de rechtspraak sitting ducks zijn. Politici, burgers, en de professionals en instituties van de rechtsstaat moeten hun krachten bundelen en verantwoordelijkheid nemen. Gezamenlijk moet een tegennarratief worden geproduceerd tegen de aspiraties van de bricoleurs die de rechtsstaat ondermijnen. Een effectief narratief vereist een goed verhaal en afwezigheid van tegenstrijdige systemische signalen. In deze bijdrage worden enkele suggesties gedaan over hoe rechters en de rechtspraak met de kritische buitenwereld kunnen omgaan en wordt uiteengezet wie welke rol daarbij op zich zou kunnen nemen.
Pleidooi voor toekenning van het civiel effect aan buitenlandse LLM’s
Wie na het volgen van een bachelor rechtsgeleerdheid in Nederland zijn of haar studie afrondt met een buitenlandse master krijgt geen aantekening civiel effect. Waar bij de bachelor nog goede argumenten zijn te vinden waarom deze in Nederland moet worden gevolgd is het de vraag of het onderscheid tussen Nederlandse en buitenlandse masters terecht en wenselijk is.
Rechtspraak moet zichtbaar staan voor fundamentele waarden
De voorgenomen deelname van drie gerechten aan de Pride Amsterdambotenparade deze zomer leidt tot stevige kritiek. Herman Hermans waarschuwt in het Nederlands Juristenblad dat deelname de rechterlijke onafhankelijkheid zou kunnen ondermijnen en de schijn van partijdigheid zou kunnen wekken. Die zorg is begrijpelijk, maar overtuigt niet. Deelname aan Pride Amsterdam is niet strijdig met de rechterlijke taak, maar kan juist bijdragen aan het vertrouwen in de rechtspraak als inclusieve en toegankelijke institutie én werkgever.

Tijdschrift
NJB 38 (2021)
Een regeling voor ‘verantwoord draagmoederschap’?
Momenteel wordt draagmoederschap in Nederland ontmoedigd door de combinatie van een aantal strafbepalingen en de afwezigheid van een familierechtelijke regeling voor draagmoederschap. Dit ontmoedigingsbeleid heeft tot doel om misstanden rondom draagmoederschap en de opkomst van een voortplantingsmarkt tegen te gaan. Volgens de Staatscommissie Herijking Ouderschap schiet het bestaande ontmoedigingsbeleid echter zijn doel voorbij en zij beveelt aan om over te gaan op een meer pragmatisch draagmoederschapsbeleid. Het kabinet-Rutte III heeft deze aanbeveling overgenomen hetgeen resulteerde in de publicatie van het conceptwetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming. Ook de auteurs van dit artikel onderschrijven, net als het rapport van de Staatscommissie en het conceptwetsvoorstel, het ideaal van ‘verantwoord draagmoederschap’ op volledig vrijwillige en altruïstische basis, maar zij zetten een aantal grote vraagtekens bij hoe ‘verantwoord’ het draagmoederschap zal zijn dat wordt gefaciliteerd via de voorgestelde regeling.
Wet regulering sekswerk
Met het wetsvoorstel Wet regulering sekswerk beoogt de regering de kwetsbare positie van sekswerkers te versterken, sekswerk te destigmatiseren en misstanden te bestrijden. Een van de middelen die daartoe wordt voorgesteld is de invoering van een vergunningplicht voor sekswerk. Om een vergunning te bemachtigen dient de potentiële sekswerker voldoende ‘zelfredzaam’ te zijn, althans in de ogen van de ambtenaren die de ‘zelfredzaamheidstoets’ uitvoeren. Deze bijdrage analyseert in hoeverre de zelfredzaamheidstoets geschikt is om de in het wetsvoorstel geformuleerde doelen te bereiken. De kwetsbaarheidstheorie van Martha Fineman vormt hierbij het normatief kader. Deze theorie leent zich hier bij uitstek voor want zij bespreekt de rol van recht en politiek in het verminderen of vergroten van de kwetsbaarheid van burgers, zij biedt een instrument om stigmatisering van kwetsbare personen tegen te gaan en de theorie richt zich tot de wetgevende macht. De analyse leidt tot kritische opmerkingen over de meetbaarheid van zelfredzaamheid, de geschiktheid van de zelfredzaamheidstoets in het licht van de beoogde doelen van het wetsvoorstel en het totstandkomingsproces van het wetsvoorstel.
Aansprakelijkheid van de moeder bij onrechtmatige daden van de dochter
Geleid door de standaardarresten van de Hoge Raad, is in het denken over aansprakelijkheid van de moeder voor door de dochter onbetaald gebleven schulden, impliciet de veronderstelling geweest dat het gaat om aansprakelijkheid jegens contractscrediteuren. De aansprakelijkheid van de dochter uit onrechtmatige daad is een wezenlijk ander gevalstype. Contractscrediteuren hebben met de beperkte aansprakelijkheid van de dochter ingestemd. Dat geldt niet voor onrechtmatige daadscrediteuren; zij zijn crediteur tegen hun wil. De regel voor contractscrediteuren kan hierdoor niet gedachteloos worden toegepast op onrechtmatige daadscrediteuren.
In memoriam mr. W.E. Haak
Afgelopen september overleed mr. Pim Haak, oud-president van de Hoge Raad. Oud-president Geert Corstens memoreert hem.
Een wettelijke vaccinatieplicht?
In zijn artikel Vaccineren: keuzevrijheid of plicht volgens het EHRM? roept Aart Hendriks de overheid op om, als onvoldoende mensen zich laten vaccineren tegen COVID-19, andere maatregelen te treffen: ‘Van indringende vaccinatiecampagnes tot een vaccinatieplicht’. Dit artikel vraagt om reactie.

Tijdschrift
NJB 24 (2019)
Welkom in de CRISPR-dierentuin
Hoe dient de rechtsorde te reageren op de komst van CRISPR-baby’s? Al sinds eind jaren negentig wordt genetische modificatie van het nageslacht categorisch verboden, zowel op nationaal als internationaal niveau. Nu CRISPR de genetische modificatie van mensen binnen handbereik lijkt te brengen, is wereldwijd een verhitte discussie losgebarsten over de vraag of deze verbodsbepalingen nog wel van deze tijd zijn. In dit artikel worden de recente voorstellen besproken die in politieke, medisch-wetenschappelijke en rechtswetenschappelijke kringen zijn gedaan om genetische modificatie van het nageslacht niet langer te verbieden, maar te reguleren en daarbij een belangrijke plaats in te ruimen voor zelfregulering door de biomedische beroepsgroep. Deze voorstellen zijn in meerdere opzichten problematisch. Vragen kunnen worden gesteld over de praktische uitvoerbaarheid, het onderliggende waardenkader en het democratische en rechtsstatelijke gehalte van de voorstellen.
Lees het hele artikel in Navigator.
De aanpak van ‘ondermijning’
Politici en bestuurders zijn overtuigd geraakt van de ernst van ‘ondermijning’. Nederland zou een groot probleem rijker zijn waartegen krachtig moet worden opgetreden. Al pionierend is de aanpak steeds meer een eigen leven gaan leiden, losgezongen van zijn wettelijke basis. Onderstaande analyse maakt duidelijk dat het begrip ondermijning vaag is en zich nauwelijks laat definiëren. Ook de omvang, ontwikkeling en aard van de problemen die achter de term schuilgaan zijn vaak onduidelijk. Te veelvormig en te divers om tot een gerichte aanpak te komen, maar ook onbruikbaar als basis voor wetgeving. De discussie over de door de minister aangekondigde Ondermijningswet zou moeten gaan over hoe de rechtsstatelijke basis van de ondermijningsaanpak is te herstellen, hetgeen iets anders is dan slechts zoeken naar meer bevoegdheden.
Lees het hele artikel in Navigator.
Ondernemers en de regeldruk bij de Participatiewet
Regeldruk is een onderwerp dat volop in de belangstelling staat. Ook bij de inclusieve arbeidsmarkt speelt het een rol. Iedereen moet meedoen, is het doel van de Participatiewet. Ondernemers zijn daarbij cruciaal omdat zij werkplekken bieden. Dit artikel toont aan dat de regeldruk rondom de Participatiewet grote invloed heeft op de ruimte die ondernemers en gemeenten hebben om werkplekken te laten vervullen door mensen met een beperking.
Lees het hele artikel in Navigator.
Regeldruk en dadendrang
De kwaliteit van wet- en regelgeving staat onder druk. Wetgeving krijgt, zoals de Raad van State in zijn jaarverslagen over 2013 en 2015 opmerkte, steeds meer ‘het karakter van een wegwerpartikel’. Twee met elkaar samenhangende ontwikkelingen dragen daaraan bij: een toename van regeldruk door dadendrang en steeds meer procedures.
Lees het hele artikel in Navigator.
Auteursrechtelijk beschermd materiaal ter toelichting bij het onderwijs en de Easy access-regeling
De Nederlandse universiteiten kwamen in 2017 met Stichting PRO overeen dat geconstateerd meergebruik (van alle universiteiten samen) van auteursrechtelijk beschermd materiaal met een geschatte waarde van 2 miljoen gecompenseerd zou worden doordat alle universiteiten samen gedurende de periode 2017-2020 ieder jaar 5% minder auteursrechtelijk beschermd materiaal beschikbaar zouden stellen aan hun studenten. Nu 2020 nadert is de vraag hoe reëel het is te veronderstellen dat universiteiten, meer in het bijzonder alle individuele docenten, in alle elektronische leeromgevingen daadwerkelijk jaarlijks 5% minder auteursrechtelijk beschermd materiaal beschikbaar (zijn) gaan stellen aan hun studenten. Mocht blijken dat dit niet zo reëel is (en was), dan is de vraag hoe universiteiten daar nu op moeten reageren.
Lees het hele artikel in Navigator.