Artikelen van Boudewijn de Waard

Tijdschrift
NJB 29 (2015)
De Nieuwe zaaksbehandeling in het bestuursrecht in de praktijk
Sinds ruim drie jaar worden in het bestuursrecht zaken afgedaan met toepassing van de Nieuwe zaaksbehandeling. Die houdt in dat de rechter zo snel mogelijk na binnenkomst van het beroep met partijen ter zitting bespreekt hoe hun zaak het beste kan worden aangepakt. De rechter beperkt zich niet tot een strikt juridische benadering van de zaak, maar is ook geïnteresseerd in het eventuele achterliggende conflict tussen partijen. De Nieuwe zaaksbehandeling is er op gericht dat zaken sneller worden afgedaan en vaker leiden tot een uitkomst die recht doet aan de belangen van de bij de procedure betrokken partijen. Hoe werkt de Nieuwe zaaksbehandeling in de praktijk? En hoe tevreden zijn partijen over de manier waarop de rechter hun zaak behandelt? In deze bijdrage doen wij verslag van onderzoek dat naar de praktijk van de Nieuwe zaaksbehandeling is verricht.
Bemiddeling in strafzaken in Maastricht II
Voorkomen moet worden dat betere theorieën slechte(re) praktijken voortbrengen; herstelrecht zou niet met méér recidive moeten samengaan dan strafrecht. Vanuit die gedachte is empirisch onderzoek verricht naar de recidive van daders na hun deelname aan bemiddeling in strafzaken in Maastricht. In deze bijdrage worden de uitkomsten van dit onderzoek gepresenteerd. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat daders met wie is bemiddeld, significant minder recidiveren dan daders die in het reguliere strafrechtelijke afdoeningstraject terecht zijn gekomen. De onderzoeksresultaten brengen de onderschrijving van de hypothese dat bemiddeling een gunstige invloed kan hebben op de recidive van deelnemende daders een stukje dichterbij.
Toegang tot Beschermingsrecht
Met veel belangstelling en instemming heb ik de analyse en de daarop gevolgde aanbevelingen gelezen van wat ik maar de Denktank HiiL zal noemen (NJB 2015/1322, afl. 27, p. 1816-1820) om de toegang tot recht te verbeteren. Hulde aan de initiatiefnemers die precies op het juiste moment met bruikbare voorstellen tot vernieuwing en verbetering komen. Moge de Commissie Wolfsen en in haar kielzog de politiek hun voordeel doen met wat hier aan verbeterslagen wordt voorgesteld.
Reactie op: ‘Zes Suggesties voor Verbetering van de Toegang tot Recht’
Het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand staat ter discussie, want het is kostbaar en de vraag is of het wel effectief is. De juridische professie biedt dure ‘papieren’ diensten aan die gemakkelijk via IT gestandaardiseerd en verbeterd kunnen worden, wat op den duur een bedreiging is voor de legitimiteit van de juridische ordening.
Naschrift
Allereerst willen we, namens de 24 ondertekenaars, Marleen van Geffen (hierna MvG) en Mies Westerveld (MW) van harte danken voor hun uitgebreide reactie en voor de aanvullingen die ze suggereren. Beide reacties stralen zowel een grote rechtsstatelijke ambitie uit als nieuwsgierigheid naar nieuwe en betere wegen om die te verwezenlijken.

Tijdschrift
NJB 5 (2015)
Bewijsrechtelijke grenzen voor rapporten van de Onderzoeksraad voor veiligheid
Als er een ramp plaatsvindt, wil iedereen die zich er bij betrokken voelt antwoord op de vraag hoe dat heeft kunnen gebeuren. Maar niet iedereen die dat wil weten heeft dezelfde motieven. Wil men een schuldige kunnen aanwijzen, of wil men voorkomen dat een dergelijke ramp zich zal herhalen? Wat de Onderzoeksraad voor veiligheid betreft is de opdracht duidelijk: de blik van de Onderzoeksraad is op de toekomst gericht. In een gerechtelijke procedure mogen (onder meer) ‘verklaringen van personen, afgelegd in het kader van het onderzoek van de raad’ dan ook niet als bewijs worden gebruikt. Het zou namelijk onwenselijk zijn als betrokkenen bevreesd zouden zijn openheid van zaken te geven uit vrees voor aansprakelijkstelling of vervolging. De betekenis van dit in artikel 69 Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid neergelegde verbod blijkt, niettegenstaande de heldere ratio ervan, tamelijk gecompliceerd te zijn.
Vrijheid van expressie na Charlie
De wereld verkeert in een fase waarin de mogelijkheid van religiekritiek een onontbeerlijke voorwaarde is om deze wereld in gunstige zin te beïnvloeden. Want als religieus fundamentalisten erin slagen kritiek te smoren dan is elke hoop op een vreedzame wereld, en het behoud van de beginselen van een democratische rechtsstaat, vervlogen. Er staat dus veel op het spel.
Wat (her)zien ik?
De herijking van het Wetboek van Strafvordering moet leiden tot een ‘toekomstbestendig’ wetboek. Niet duidelijk is waarom het wettelijk systeem als geheel op de schop zou moeten worden genomen. De plannen tot herziening van het Wetboek van Strafvordering worden op geen enkele wijze begeleid door investeringen in de praktische kwaliteit van het gerechtelijk apparaat. De problemen waarmee dat apparaat kampt en de oorzaken daarvan, worden niet onder ogen gezien. Het nieuwe wetboek moet niet alleen worden getoetst aan de huidige mogelijkheden. Ook en vooral moet worden onderzocht hoe de toekomstige werkelijkheid is waarin het wetboek zal functioneren.
Reactie op reactie
Tijdens de Kerstdagen las ik de reactie van Wilma Groos op een eerdere bijdrage van Dian Brouwer. Groos geeft gemakshalve de hele advocatuur een veeg uit de pan door aan te geven dat het wel heel erg laat in de pen is geklommen ter zake de modernisering van het Wetboek van Strafvordering en dat de balie ‘tot op heden’ geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging te dien aanzien een visie te geven en met een tegengeluid te komen.