Wetsvoorstel (12-09-2023) tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de verhoging van de wettelijke strafmaxima van mensensmokkel en de uitbreiding van de toepasselijkheid van de strafwet op mensensmokkel begaan buiten Nederland
—In het wetsvoorstel wordt voorgesteld de strafmaxima voor mensensmokkel te verhogen. Het voorstel is om de strafmaxima voor mensensmokkel in artikel 179a Sr te verhogen van 6 tot 8 jaar voor het basisdelict. Wanneer de verdachte mensen smokkelt in de uitoefening van ambt of beroep, gaat het strafmaximum van 8 naar 10 jaar. Als de verdachte hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt, of als het delict in vereniging wordt gepleegd, gaat het maximum van 10 naar 12 jaar. Wanneer de mensensmokkel zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft of iemand daarvan levensgevaar te duchten heeft, wordt het maximum verhoogd van 15 naar 18 jaar. Wanneer dit de dood tot gevolg heeft, gaat het maximum van 18 jaar naar 21 jaar. In Caribisch Nederland gelden nu lagere strafmaxima dan in Europees Nederland. Met het wetsvoorstel wordt dit gelijk getrokken. Tevens wordt voorgesteld de extraterritoriale rechtsmacht inzake mensensmokkel uit te breiden, zodat eenieder die zich schuldig maakt aan mensensmokkel, deelname daaraan dan wel poging of voorbereiding daartoe, in Nederland kan worden vervolgd.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is aan de memorie van toelichting onder meer een passage toegevoegd waarin wordt uiteengezet dat uitbreiding van de rechtsmacht het bereik van de strafbaarstelling niet verandert. Wanneer een verdachte mensen heeft gesmokkeld naar andere landen dan de in artikel 197a Sr genoemde landen, valt deze gedraging niet onder de delictsomschrijving in die bepaling. De voorgestelde verruiming van de rechtsmacht leidt dan voor waar het deze landen betreft niet ertoe dat Nederland rechtsmacht heeft. Daarnaast wordt over de gevolgen van de voorgestelde strafverhoging toegelicht dat de strafverhoging tot acht jaar ertoe leidt dat Nederland op grond van artikel 5 Sr rechtsmacht heeft als het slachtoffer de Nederlandse nationaliteit heeft of een vreemdeling is die in Nederland zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft. Ook heeft Nederland op grond van artikel 8c Sr rechtsmacht over vreemdelingen die zich buiten Nederland schuldig hebben gemaakt aan mensensmokkel, die zich in Nederland bevinden en die niet kunnen worden uitgeleverd aan een ander land voor de vervolging van dat misdrijf. Deze twee uitbreidingen van de rechtsmacht die het gevolg zijn van de strafmaatverhoging op mensensmokkel zijn naar het oordeel van het kabinet evenwel niet voldoende en daarom wordt mensensmokkel ook opgenomen in artikel 4 Sr. Het is ook noodzakelijk om een niet-Nederlandse verdachte, die zich wel in Nederland bevindt, voor bijvoorbeeld mensensmokkel op het grondgebied van een andere EU-lidstaat te kunnen vervolgen. Daarnaast wordt het wenselijk geacht te kunnen deelnemen aan opsporingsonderzoeken in het buitenland met als doel niet-Nederlandse daders die in het buitenland woonachtig zijn, in Nederland te kunnen vervolgen en berechten.