Brief van de Minister van BuZa (21-11-2007) waarbij hij ter stilzwijgende goedkeuring aanbiedt het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio; Lissabon, 11 april 1997 (Trb. 2002, 113 en 137).

Het verdrag heeft tot doel de erkenning van diploma's tussen de verdragsluitende partijen te vereenvoudigen en te verbeteren. Het betreft het wederzijds erkennen van kwalificaties van afgeronde opleidingen in het hoger onderwijs, van diploma's die toelating geven tot het hoger onderwijs, van diploma's die toegang geven tot een vervolgopleiding (bijvoorbeeld de wetenschappelijke promotie) en het erkennen van studietijdvakken binnen opleidingen in het hoger onderwijs. Het verdrag is totstandgekomen onder auspiciën van de Raad van Europa en de UNESCO. De voornaamste strekking van het verdrag is dat de bewijslast bij de erkenning van getuigschriften en diploma's wordt omgekeerd. Uitgangspunt is erkenning van het diploma, behoudens tegenbewijs. Tot dusverre dient de belanghebbende aan te tonen dat geen aanzienlijk verschil bestaat tussen zijn diploma en het diploma waaraan op het grondgebied van de desbetreffende verdragsluitende staat de verlangde toelatings- of doorstroomrechten zijn verbonden. Na inwerkingtreding van het verdrag berust de bewijslast bij de instelling voor hoger onderwijs waar de student toelating verlangt of bij de overheid die het civiel effect van getuigschriften regelt of erkent. Daarbij geldt erkenning van het getuigschrift of diploma met het oog op toelating als uitgangspunt. Een dergelijke erkenning blijft alleen dan achterwege als wordt aangetoond dat aanzienlijke verschillen bestaan. Het verdrag heeft volgens de toelichtende nota een toegevoegde waarde ten opzichte van het gemeenschapsrecht, omdat het verdrag de academische erkenning van diploma's betreft, terwijl het gemeenschapsrecht betrekking heeft op de beroepsmatige erkenning van diploma's.

Kamerstukken: