Initiatiefwetsvoorstel (13-03-2018) van de leden Asscher en Van Toorenburg tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het strafbaar stellen van seksuele intimidatie
—Dit voorstel strekt ertoe seksuele intimidatie als overtreding strafbaar te stellen. Daarbij is de primaire invalshoek de bescherming van de openbare orde. De desbetreffende seksuele uitingen brengen iemand in een intimiderende, onvrije situatie en beperken daarmee iemand om zichzelf vrij te bewegen in het openbaar. De gewraakte uitingen kunnen daarnaast ook overlast veroorzaken voor anderen.
Het feit dat dergelijke uitingen ook een grievend karakter kunnen hebben, een inbreuk op iemands waardigheid kunnen maken of diens persoonlijke integriteit kunnen aantasten is in dit wetsvoorstel niet het eerste uitgangspunt van de voorgestelde strafbaarstelling. Deze belangen kunnen goed beschermd worden door de bestaande strafbaarstelling van de genoemde uitings- en zedendelicten.
Voor de definitie van seksuele intimidatie is aansluiting gezocht bij de bestaande definities in het BW, de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen (Wgbmv) en de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb). Deze definities vloeien zelf voort uit de in 2005 in werking getreden Europese Richtlijn (2002/73/EG) ter bestrijding van seksuele intimidatie op het werk. Daarnaast sluit de in dit wetsvoorstel gekozen definitie aan bij de definitie van de Franse strafwetgeving op dit punt.
Het begrip seksuele intimidatie zoals dat in dit wetsvoorstel wordt gebruikt is dus niet nieuw en sluit nauw aan bij bestaande wet- en regelgeving. Het feit dat de strafbaarstelling van dit gedrag door dit wetsvoorstel ook in de openbare ruimte strafbaar stelt is nieuw. Dat geldt echter dus niet voor de norm zelf.
De keuze om seksuele intimidatie als overtreding strafbaar te maken is ingegeven door het feit dat de als ernstiger feiten aan te merken aantastingen van iemands waardigheid, diens goede naam en de persoonlijke integriteit al door bestaande artikelen in het strafrecht als misdrijf worden aangemerkt en bescherming bieden. Bij seksuele intimidatie gaat het om uitingen. In het geval van zedendelicten gaat het echter om delicten waarbij seksuele interactie plaatsvindt tussen dader en slachtoffer. Dat is naar de mening van de initiatiefnemers van ernstiger aard. Bovendien hoeft in het geval van een overtreding de opzet of schuld van de dader niet bewezen te worden. Het enkele feit dat de overtreding is begaan maakt de dader al strafbaar. In tegenstelling tot bij een misdrijf hoeft dus geen onderzoek te worden ingesteld naar meer subjectieve criteria, zoals de bedoelingen van de verdachte. Dit maakt de bewijsvoering eenvoudiger dan in het geval van een misdrijf sprake zou zijn. De overtreding wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de derde categorie.