Wetsvoorstel (15-12-2015) houdende uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (PbEU L 292)
– Noorwegen en IJsland zijn in 1996 toegetreden tot de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen (Trb. 1990, 145) en hebben zich daarmee tevens gebonden aan de daaruit voortvloeiende regelingen. De Uitvoeringsovereenkomst van Schengen bevat onder andere bepalingen over uitlevering. Die bepalingen werden voor de EU-lidstaten in 1996 aangevuld met de EU uitleveringsovereenkomst. Vervolgens werd met het Kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (KB EAB) (PbEG 2002, L 190) tussen alle EU-lidstaten de uitlevering vervangen door overlevering. Nadat het KB EAB van 2002 gereed en geïmplementeerd was, kwam bij de lidstaten de gedachte op de uitlevering met Noorwegen en IJsland, die niet konden toetreden tot de EU Uitleveringsovereenkomst van 1996 noch tot het KB EAB, desondanks te vervangen door een systeem van overlevering. Dit heeft geleid tot de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (PbEU L 292, Overleveringsovereenkomst). Deze Overleveringsovereenkomst – ter uitvoering waarvan onderhavige wet strekt – lijkt sterk op de regeling van het KB EAB, met uitzondering van een paar afwijkende elementen die zijn ontleend aan de EU Uitleveringsovereenkomst.