Wetsvoorstel (25-03-2019) tot wijziging van de Participatiewet en enige andere wetten in verband met het opheffen van discriminatoir onderscheid tussen bloedverwanten in de tweede graad en anderen die een gezamenlijke huishouding voeren waarbij sprake is van zorgbehoefte

—Het recht op bijstand is – als vangnet van de Nederlandse sociale zekerheid – opgenomen in de Participatiewet. Daarin is bepaald dat iedere in Nederland woonachtige Nederlander of daarmee gelijkgestelde vreemdeling, die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege heeft. De hoogte van een bijstandsuitkering is onder andere afhankelijk van de vraag of de belanghebbende als alleenstaand of gehuwd wordt aangemerkt.

In artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet is geregeld wie mede als gehuwd of als echtgenoot wordt aangemerkt, namelijk de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Op ongehuwde personen die samenwonen én een gezamenlijke huishouding voeren, is dus de bijstandsnorm van ‘gehuwden’ van toepassing. Het gevolg daarvan is dat bij het beoordelen van het recht op bijstand ook voor deze categorie (ongehuwd) belanghebbenden een gezamenlijke toets van het inkomen (de zogenoemde partnertoets) en het vermogen plaatsvindt.

In artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet is voorts bepaald dat bepaalde categorieën van belanghebbenden worden uitgezonderd van de gelijkstelling met gehuwden. Het betreft belanghebbenden die een gezamenlijke huishouding voeren met:

  1. een aanverwant in de eerste graad;
  2. een bloedverwant in de eerste graad; of
  3. een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte.

De laatstgenoemde uitzondering heeft de Hoge Raad in het arrest van 8 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3081 – in navolging van de Centrale Raad van Beroep – als discriminatoir aangemerkt. Dit wetsvoorstel heeft als doel het in de Participatiewet gemaakte discriminatoire onderscheid op te heffen, door de gemaakte wettelijke uitzondering te schrappen (artikel I van het wetsvoorstel). In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), en de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) is een gelijkluidende bepaling opgenomen. In die wetten zal de uitzondering eveneens worden geschrapt (artikelen II tot en met IV van het wetsvoorstel).


Kamerstukken