Brief van de Minister van BuZa (22-9-2010) waarbij hij ter stilzwijgende goedkeuring overlegt het aanvullend Protocol bij het Europees Handvest inzake lokale autonomie betreffende het recht op participatie in de aangelegenheden van lokale autoriteiten; Utrecht, 16 november 2009
—Het Europees Handvest inzake lokale autonomie dat op 1 juli 1991 in werking is getreden voor Nederland bevat bepalingen over de rechten van de plaatselijke overheid en strekt ertoe hun autonomie ten opzichte van de centrale overheid te beschermen en te versterken. De werkingssfeer van het Europees Handvest ziet in Nederland op de gemeenten en de provincies. De preambule van het Europees Handvest erkent dat het recht van burgers om deel te nemen aan het openbaar bestuur een van de democratische beginselen is, die alle lidstaten van de Raad van Europa gemeen hebben. Het Europees Handvest zelf bevat echter geen wezenlijke bepaling hieromtrent en binnen de Raad van Europa bleek behoefte te bestaan aan een verdere uitwerking van dit recht van burgers op participatie in de aangelegenheden van het lokaal bestuur.
Het Aanvullend Protocol vult het Europees Handvest aan met regels over het recht op burgerparticipatie in de aangelegenheden van lokale autoriteiten. Het recht op burgerparticipatie is het recht te trachten de uitoefening van bevoegdheid en verantwoordelijkheden door een lokale autoriteit mede te bepalen of hierop invloed uit te oefenen. Het gaat dus om regels die betrekking hebben op het actief en passief kiesrecht en op het recht in te spreken en te participeren in besluitvorming die de burgers raakt.
De belangrijkste bepalingen die het recht op burgerparticipatie regelen zijn te vinden in de Grondwet, de Kieswet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeente- en Provinciewet. Centraal in dit verband is ook de bepaling in de Algemene wet bestuursrecht die zegt dat bestuursorganen, dus ook organen van de gemeenten en provincies, bij het nemen van besluiten belanghebbenden dienen te betrekken. In feite geldt de participatieplicht voor alle bestuursorganen. Daarnaast zijn ook algemene regels over zorgvuldige beleidsvoorbereiding, integriteit en onpartijdigheid van bestuur vastgelegd. Sinds 1 januari 1994 is in artikel 150 Gemeentewet aan de raad de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen. Dit geldt mutatis mutandis ook voor de Staten in artikel 147 van de Provinciewet. De burgemeester en de Commissaris van de Koningin zien toe op de kwaliteit van procedures op het terrein van de burgerparticipatie (artikel 170 Gemeentewet en artikel 175, eerste lid, onder c, Provinciewet). Ook de Wet openbaarheid van bestuur, die regels stelt met betrekking tot openbaarheid van documenten, is van toepassing op gemeenten en provincies. Tot slot zijn in verschillende bijzondere wetten, zoals de Wet Ruimtelijke Ordening, de Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning voorschriften over burgerparticipatie en inspraak neergelegd. Wanneer de verplichtingen vloeiend uit het Aanvullend Protocol naast de Nederlandse wetgeving worden gelegd wordt duidelijk, aldus de nota van toelichting, dat onze wetgeving reeds conform het Aanvullend Protocol is.