Wetsvoorstel (17-09-2024) tot wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met een aantal technische wijzigingen (Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024)

—De maatregelen uit dit wetsvoorstel volgen uit de administratieve richtsnoeren van de OESO alsmede enkele technische wijzigingen. Omdat de voorgestelde inhoudelijke wijzigingen van de WMB 2024 volgen uit de administratieve richtsnoeren die in 2023 zijn gepubliceerd, is besloten om aan deze wijzigingen zoveel mogelijk terugwerkende kracht te verlenen tot en met 31 december 2023 en ze toepassing te laten vinden met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2023. Hiermee wordt voorkomen dat er mismatches kunnen ontstaan met de toepassing van de regels ten aanzien van andere staten, wat tot onzekerheid en mogelijk dubbele belasting en dubbele niet-belasting tot gevolg kan hebben. Deze terugwerkende kracht wordt gerechtvaardigd geacht, voor zover deze wijzigingen niet bezwaarlijk zijn voor belastingplichtigen. Dit geldt in beginsel voor alle wijzigingen, behalve voor een viertal maatregelen:

  1. De berekening van het bedrag aan binnenlandse bijheffing indien de financiële verslaggeving van alle in Nederland gevestigde groepsentiteiten niet is opgesteld op basis van dezelfde lokale financiële verslaggevingsstandaard.
  2. Het onder omstandigheden in aanmerking nemen van een voortgewentelde bovenmatige negatieve belastinguitgave.
  3. De toerekening van in aanmerking komende loonkosten en in aanmerking komende materiële activa voor toepassing van het uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid, indien sprake is van een uiteindelijkemoederentiteit onderworpen aan een aftrekbaardividendstelsel.
  4. De regeling die betrekking heeft op hybride regelingen.

Deze vier maatregelen treden in werking met ingang van 31 december 2024, en vinden voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2024. De WMB 2024 sluit aan bij verslagjaren die aanvangen per 31 december 2024.

Kamerstukken