Wet van 01-07-2020, Stb. 2020, 251

Wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van regels omtrent de franchiseovereenkomst (Wet franchise)

—Deze wet treft een bijzondere regeling voor de franchiseovereenkomst.

Het regeerakkoord vraagt om wetgeving op het gebied van franchise om de positie van franchisenemers in de pre-competitieve fase te versterken. Hiertoe wordt in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek een nieuwe Titel 16 over de franchiseovereenkomst geïntroduceerd (artikelen 7:911–922 BW). Deze heeft in de eerste plaats betrekking op informatieverstrekking, vooral door de franchisegever aan de franchisenemer, zowel voorafgaand aan als na de sluiting van de franchiseovereenkomst. Daarnaast ziet de regeling op tussentijdse wijzigingen van de overeenkomst, beëindiging van de samenwerking (specifiek goodwill en non-concurrentie) en het overleg tussen partijen.

In de wet staat centraal dat partijen zich gedragen als ‘goed franchisegever’ en ‘goed franchisenemer’ (artikel 7:912 BW). Dit basisprincipe bestrijkt niet alleen de aanloop naar de franchiserelatie, maar ook de franchiserelatie als zodanig. Het uitgangspunt van met elkaar omgaan in goed franchisegeverschap en goed franchisenemerschap wordt deels geconcretiseerd in de vorm van meer specifieke informatie- en overlegverplichtingen.

In diverse bepalingen worden aan partijen verplichtingen opgelegd voor zover zij ‘redelijkerwijs’ in staat zijn deze te vervullen. In de context van deze wet is daarmee beoogd ruimte te geven voor een weging van de omstandigheden van het geval. Dit is noodzakelijk om recht te doen aan de grote verscheidenheid van ondernemingen die van franchise gebruik maken. Deze benadering wordt meer effectief geacht dan de tijdens de consultatie voorgestelde inperking van de toepasselijkheid van de wet tot enkel de ‘kleine’ franchisenemers.

Een belangrijk oogmerk van de wet is versterking van de informatiepositie van de franchisenemer, voorafgaand aan en tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst. De wet bevat daartoe een opsomming van diverse onderwerpen waarover de franchisenemer in ieder geval tijdig en specifiek geïnformeerd moet worden. De franchisenemer heeft zelf ook een informatieplicht en moet bijvoorbeeld openheid van zaken geven over zijn financiële situatie. De wettelijke borging van de precontractuele informatieverstrekking moet bijdragen aan bewustwording en de beschikbaarheid voor de franchisenemer van de juiste informatie borgen. Hiertoe is een termijn van beraad van vier weken ingebouwd tussen het moment van ontvangst van alle relevante informatie en het moment van het sluiten van de franchiseovereenkomst (art. 7:914 BW). Tegenover de informatieplicht van de franchisegever staat ook een onderzoeksplicht van de franchisenemer (art. 7:915 BW). Hij wordt geacht de standstill te benutten voor zijn eigen onderzoek.

Naast algemene informatieverplichtingen omvat de wet een inhoudelijke regeling van twee onderwerpen waarbij zich in de praktijk veel problemen voordoen, te weten een verplichting voor vergoeding van goodwill bij beëindiging van de franchiserelatie en een beperking van het non-concurrentiebeding.

Als gezegd voorziet het wetsvoorstel in overleg (artikelen 7:916, derde lid, en 7:921 BW). Primair ziet dit op de onderlinge afstemming van activiteiten tussen franchisegever en -nemer. Verder vormt dit overleg de opmaat voor instemming door de franchisenemers wanneer de franchisegever wijzigingen in de franchiseformule of invoering van een afgeleide formule beoogt die bepaalde financiële gevolgen hebben of kunnen hebben voor een franchisenemer, die de vooraf daarvoor vastgestelde drempelwaarden van de franchisegever te boven gaan. De regels strekken ertoe spanningen en conflicten te voorkomen en de onderlinge verhoudingen meer in balans te brengen. Daarnaast is beoogd om, mocht het onverhoopt toch tot een geschil komen, bij de beslechting daarvan concretere handvatten te bieden die recht doen aan het bijzondere karakter van een franchiserelatie. Vaak zullen deze geschillen afgewikkeld worden via acties uit wanprestatie of onrechtmatige daad.

Inwerkingtreding op een bij kb te bepalen tijdstip.

Kamerstukken