Wet van 22 augustus 2022, Stb. 2022, 330
Wet houdende regels voor het in rekening brengen van een vrachtwagenheffing voor het rijden met een vrachtwagen op aangewezen wegvakken (Wet vrachtwagenheffing)
—De wet bepaalt dat op autosnelwegen en een aantal andere wegen (met name N-wegen) per gereden kilometer wordt betaald. Een houder die met zijn vrachtwagen gebruik wil maken van het Nederlandse wegennet, moet hiervoor boordapparatuur (in de huidige praktijk ook elektronische registratievoorziening of on-board unit (OBU) genoemd) in de vrachtwagen hebben. Op de bij wet aangewezen wegvakken geldt een vrachtwagenheffing. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is de tolheffer voor de vrachtwagenheffing. Private aanbieders van toldiensten zorgen voor registratie en het voldoen van de verschuldigde vrachtwagenheffing van de houder aan de minister. Er is gekozen voor een systeem van EETS-dienstaanbieders, die diensten in verschillende landen leveren en een hoofddienstaanbieder. De hoofddienstaanbieder werkt alleen nationaal. De houder van een vrachtwagen dient een tarief per kilometer te betalen, waarvan de hoogte afhankelijk is van de toegestane maximum massa en euro-emissieklasse van de vrachtwagen. De heffing geldt voor Nederlandse en buitenlandse kentekenhouders van motorrijtuigen of een samenstel van voertuigen bedoeld of gebruikt voor het vervoeren van goederen met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg (vrachtwagens).
De wet regelt verder een meerjarenprogramma voor innovatie en verduurzaming van de vervoerssector. De uitvoering van het meerjarenprogramma wordt gefinancierd uit de netto-opbrengsten van de vrachtwagenheffing.
Bij behandeling in de Tweede Kamer is een amendement (nr. 10) aangenomen over uitbreiding van de spoedregeling. Het amendement regelt dat het gebruik van de spoedregeling niet langer wordt gekoppeld aan een termijn van achttien maanden na invoering van de vrachtwagenheffing, na inwerkingtreding van een wijziging van de beprijsde wegen of na een wijziging van het tarief én regelt dat er een maximumtermijn van acht weken wordt verbonden aan de spoedregeling waarmee een wegvak voor beprijzen aangewezen kan.
Inwerkingtreding
Inwerkingtredingsbesluit van 12 december 2022, Stb. 2022, 526
Besluit houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkintreding van artikelen van de Wet vrachtwagenheffing (Stb. 2022, 330)
—De wet treedt in werking op 1 januari 2023, met uitzondering van de artikelen 2, eerste lid, 3 tot en met 12, 21 tot en met 24, 26, 27 voor zover dat betreft het vervallen van de zinssnede ", de Wet belasting zware motorrijtuigen" in artikel 42, vierde lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, 29 tot en met 31, en 33 tot en met 35. De vrachtwagenheffing zal naar verwachting in 2026 daadwerkelijk worden geheven. Met het oog op de tijdige voorbereiding, inrichting en implementatie is het wenselijk dat een groot aantal artikelen al zo snel mogelijk in werking treedt.
Inwerkingtredingsbesluit van 25-06-2024, Stb. 2024, 191
Besluit houdende vaststelling van het tweede tijdstip van gedeeltelijke inwerkingtreding van artikelen van de Wet vrachtwagenheffing
—Artikel 7 en 8, lid 2 t/m 6, waarin is bepaald dat het bedrag van de vrachtwagenheffing niet bij beschikking wordt vastgesteld en betrekking heeft op de dienstverleningsovereenkomst die een houder van een vrachtwagen verplicht is te sluiten om gebruik te maken van de Nederlandse wegen en artikel 9, lid 1, 4 en 5, artikel 11, 12 en 21e/m 24 treden in werking met ingang van 1 juli 2024. Een van de verplichtingen van artikel 9 is dat de dienstaanbieder aan de Minister moet doorgeven dat een dienstovereenkomst is gesloten.
Kamerstukken
- TK 2020/21, 35910, nr. 1
- TK 2020/21, 35910, nr. 2
- TK 2020/21, 35910, nr. 3
- TK 2020/21, 35910, nr. 4
- TK 2021/22, 35910, nr. 5
- TK 2021/22, 35910, nr. 6
- TK 2021/22, 35910, nr. 7
- TK 2021/22, 35910, nr. 8
- TK 2021/22, 35910, nr. 21
- EK 2021/22, 35910, nr. A
- EK 2021/22, 35910, nr. B
- EK 2021/22, 35910, nr. C
- EK 2021/22, 35910, nr. D
- EK 2021/22, 35910, nr. E
- EK 2021/22, 35910, nr. F
- EK 2021/22, 35910, nr. G