Wet van 17-12-2009, Stb. 2010, 1
Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces
—In het Wetboek van Strafvordering wordt een titel III a opgenomen over het slachtoffer. Zo wordt er een voorschotregeling ingevoerd. Ook wordt het mogelijk dat slachtoffers een civiele voeging indienen ten aanzien van de ouders van een verdachte beneden de 14 jaar. De ouders van zo'n minderjarige worden ook verplicht aanwezig te zijn bij de strafzaak. Verder wordt informatie over de invrijheidstelling van de verdachte/veroordeelde in voorkomende gevallen aan slachtoffers gemeld. De positie van slachtoffers in het strafrecht is de afgelopen jaren al sterk verbeterd. Slachtoffers kunnen zich voegen in het strafproces. Dit is een manier om schade - die geleden is door een overtreding of een misdrijf - vergoed te krijgen tijdens het strafproces. Slachtoffers hoeven hiervoor geen aparte procedure meer te starten. Slachtoffers kunnen in bepaalde gevallen tijdens het strafproces gebruik maken van het spreekrecht. Dat betekent dat zij tijdens de terechtzitting een verklaring kunnen afleggen over de gevolgen die een delict voor hen heeft. Slachtoffers kunnen in bepaalde gevallen een persoonlijk gesprek aangaan met de officier van Justitie over het verloop van het strafproces. De nu in het staatsblad gepubliceerde wet versterkt de positie van het slachtoffer op de volgende wijze:
- Er wordt een voorschotregeling ingevoerd. De voorschotregeling houdt in dat slachtoffers die een schadevergoedingsmaatregel toegewezen hebben gekregen acht maanden na onherroepelijk worden van het vonnis het toegewezen schadebedrag krijgen uitgekeerd. Heeft de veroordeelde in die tijd het bedrag niet (volledig) voldaan dan keert de staat het (resterende) bedrag uit. Dit ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsplicht en het inningstraject van het CJIB loopt gewoon door. De voorschotregeling geldt alleen voor slachtoffers die natuurlijke personen zijn. Bij vermogensmisdrijven is het voorschot beperkt tot € 5000. De wet geeft de mogelijkheid tot een gefaseerde invoer, die bij AMVB zal worden geregeld.
- Slachtoffers krijgen de mogelijkheid in het strafproces een civiele voeging in te dienen ten aanzien van de ouders van een verdachte beneden de 14 jaar. De wet creëert noodzakelijkerwijs ook een zelfstandige beroepsmogelijkheid van deze ouders ten aanzien van dit deel van het vonnis van de strafrechter.
- Verschijningsplicht voor ouders van minderjarige verdachten. De ouders/voogd van een minderjarige verdachte worden verplicht aanwezig te zijn bij de strafzaak. De rechter dient een bevel tot medebrenging te gelasten als de ouders niet verschijnen. Het OM en de politie dienen hier uitvoering aan te geven.
- Voeging bij ad-informandum ten laste gelegde zaken is mogelijk. Op dit moment kunnen slachtoffers geen civiele vordering indienen als hun zaak ad-informandum ten laste is gelegd. Met de nieuwe wet gaat dit wijzigen. Dit betekent een uitbreiding van het recht tot voegen maar heeft ook consequenties voor de tijd die gemoeid is met de behandeling van een ad-informandumfeit ter terechtzitting.
- Er wordt een gewijzigd voegingscriterium gehanteerd. Was het voorheen alleen mogelijk een civiele vordering in het strafproces in te brengen als deze eenvoudig van aard was, met de nieuwe wet is dit criterium verruimd. De vordering mag geen onevenredige belasting van het strafrechtsgeding met zich mee brengen. Het oproepen van een getuige vormt naar de mening van de Tweede Kamer geen belemmering de civiele vordering ontvankelijk te verklaren.
- Informatieverstrekking m.b.t. afzien van opsporing / inzenden proces-verbaal. De politie dient alle slachtoffers die daarom verzoeken schriftelijk te berichten over het afzien van opsporing of het inzenden van het proces-verbaal aan het OM.
- Informatie over de invrijheidstelling van de verdachte/veroordeelde wordt in voorkomende gevallen aan slachtoffers gemeld. De wet regelt dat een bepaalde groep slachtoffers er recht op heeft geïnformeerd te worden over de invrijheidstelling van de veroordeelde. Op dit moment is de informatieverstrekking over het strafverloop gebonden aan de strafmaat en het soort straf. Informatieverstrekking vindt nu vooral plaats als de dader is veroordeeld tot PIJ, Jeugddetentie of TBS. De informatieverstrekking dient te worden uitgebreid met het gevangeniswezen.
- Het slachtoffer heeft recht om kennis te nemen van de processtukken en kan de officier van justitie vragen stukken aan het dossier toe te voegen. Weigert de officier van justitie inzage of toevoeging dan is er een beroepsmogelijkheid bij de rechter. Een en ander kan verder uitgewerkt worden bij AMVB.
- Bijstand door raadsman en tolk wordt gefaciliteerd De mogelijkheid tot bijstand door een raadsman wordt uitgebreid naar alle slachtoffers. Afhankelijk van het inkomen van het slachtoffer zal een kosteloze toevoeging door de Raden voor rechtsbijstand kunnen plaats vinden. Het slachtoffer heeft ter zitting recht op een tolk. Bij de berichtgeving over de zitting zal het OM het slachtoffer dienen te informeren over de mogelijkheid dat het OM een tolk oproept.
Inwerkingtreding
Inwerkingtredingsbesluiten van 13-7-2010 Stb. 2010, 291, en van 23-11-2010 Stb. 2010, 792
Inwerkingtredingsbesluit tot wijziging van het Besluit van 13 juli 2010 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 17 december 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (Stb. 2010, 1)
—De gehele wetswijziging treedt, overeenkomstig het besluit van 13 juli 2010 (Stb. 2010, 291) op 1 januari 2011 in werking, met uitzondering van artikel I, onderdeel M, voor zover dit onderdeel betrekking heeft op artikel 496.
Besluit
Besluit van 24-7-2010, Stb. 2010, 311
Besluit tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit voorschot schadevergoedingsmaatregel
—Na de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel versterking positie slachtoffer zijn enkele wijzigingen in Sr. aangebracht die van belang zijn voor de reikwijdte en uitvoering van dit besluit (Stb. 2009, 525). Het betreft in het bijzonder de uitbreiding van degenen die voor de toekenning van deze regeling in aanmerking komen: de nabestaanden van de slachtoffers van een geweldsof zedenmisdrijf, ten aanzien van wie een schadevergoedingsmaatregel terzake van hun specifieke vordering is toegewezen. Bovendien is duidelijkheid geschapen over de toe te passen verhogingen bij te late betalingen en over het tijdstip waarop van de voorschotregeling in welke gevallen gebruik kan worden gemaakt. Zo bepaalt artikel 36f, zesde lid, Sr nu dat, wanneer de veroordeelde acht maanden na het onherroepelijk worden van een opgelegde schadevergoedingsmaatregel nog niet of niet geheel aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de staat het resterende bedrag uitkeert aan het slachtoffer of diens nabestaanden. De uitbreiding van de mogelijkheid tot uitkering aan nabestaanden past in het beleid om aan nabestaanden zo veel mogelijk dezelfde rechten toe te kennen als aan slachtoffers. Alleen slachtoffers die geen rechtspersoon zijn, komen voor deze uitkering in aanmerking. Het betreft derhalve natuurlijke personen ten aanzien van wie door de rechter aan de veroordeelde een schadevergoedingsmaatregel is opgevanlegd. Dit besluit strekt tot gefaseerde uitvoering hiervan. Verder voorziet dit besluit (ter uitwerking van artikel 36f, zesde lid, Sr) erin dat vijf jaar na inwerkingtreding van dit besluit aan het uit te keren bedrag een maximum van € 5.000 is gesteld in de gevallen waarin een uitkering wordt gedaan aan de slachtoffers van alle misdrijven, met uitzondering van de slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven. Voor deze laatste categorie slachtoffers blijft ongewijzigd dat geen maximum is gesteld aan de hoogte van het bedrag dat aan hen wordt uitgekeerd.
Inwerkingtreding 1-1-2010
Kamerstukken
- TK 2004/05, 30 143, nr. 1
- TK 2004/05, 30 143, nr. 2
- TK 2004/05, 30 143, nr. 3
- TK 2004/05, 30 143, nr. 4
- TK 2004/05, 30 143, nr. 5
- TK 2005/06, 30 143, nr. 7
- TK 2005/06, 30 143, nr. 8
- TK 2006/07, 30 143, nr. 13
- TK 2007/08, 30 143, nr. 14
- TK 2007/08, 30 143, nr. 19
- TK 2007/08, 30 143, nr. 22
- TK 2007/08, 30 143, nr. 25
- TK 2007/08, 30 143, nr. 27
- TK 2007/08, 30 143, nr. 28
- TK 2008/09, 30 143, nr. 29
- TK 2008/09, 30 143, nr. 30
- TK 2008/09, 30 143, nr. 31
- EK 2007/08, 30 143, nr. A
- EK 2007/08, 30 143, nr. B
- EK 2007/08, 30 143, nr. C
- EK 2007/08, 30 143, nr. D
- EK 2007/08, 30 143, nr. E
- EK 2008/09, 30 143, nr. F
- EK 2008/09, 30 143, nr. G