Wet van 03-07-2019, Stb. 2019, 241 en inwerkingtredingsbesluit van 05-07-2019, Stb. 2019, 247
Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland en tot verruiming van de mogelijkheden van de mondelinge behandeling in het civiele procesrecht
—De Raad voor de rechtspraak heeft inmiddels een basisplan vastgesteld om de digitalisering op andere wijze dan was ingezet via het KEI-project vorm te geven (de ‘reset’ van de digitalisering). Momenteel wordt bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland op pilotbasis verplicht digitaal geprocedeerd. De wetgeving op basis waarvan dat gebeurt dient te worden ingetrokken, zodat voor alle rechtbanken hetzelfde uniforme procesrecht zal gaan gelden. Dat regelt deze wet. Daarnaast wordt de reeds door het parlement aanvaarde en in het Staatsblad gepubliceerde verruiming van de mogelijkheden voor de mondelinge behandeling in civiele zaken voor alle gerechten en in alle zaken ingevoegd in het procesrecht dat thans geldt voor niet-digitale procedures. Dankzij het opnemen in deze wet komen belangrijke inhoudelijke procesvernieuwingen van de wetgeving uit 2016 op korte termijn beschikbaar voor de rechtspraktijk. Deze procesvernieuwingen bestaan uit de sterkere regiefunctie van de rechter en de verruiming van de mogelijkheden tijdens de mondelinge behandeling. Het gaat om de artikelen 30k-30n uit de Wet van 13 juli 2016, Stb. 2016, 288.
Zij worden in dit wetsvoorstel, op enkele terminologische aanpassingen na, zo letterlijk mogelijk overgenomen in de artikelen 87-90 Rv. Beide sets artikelen regelen dezelfde onderwerpen, namelijk de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling, zodat de artikelen 30k-30n volledig passen binnen de context van de artikelen 87-90. Door het incorporeren van deze procesvernieuwingen in Rv kunnen rechters, partijen en hun advocaten profiteren van de versterkte regiefunctie van de rechter en de uitgebreidere mogelijkheden voor de mondelinge behandeling. Dit is te meer van belang voor de pilotgerechten, die reeds positieve ervaring hebben opgedaan met deze procesvernieuwingen. De procesvernieuwingen zijn voor alle gerechten goed uitvoerbaar: het gaat om bevoegdheden voor de rechter, het zijn geen verplichtingen.
Verder worden op verzoek van de Hoge Raad, waar digitaal procederen gehandhaafd blijft, enkele urgente aanpassingen doorgevoerd om gebleken kleine omissies te herstellen en datzelfde geldt voor een kleine aanpassing voor de Netherlands Commercial Court.
Inwerkingtreding met ingang van 01-10-2019.