Wet van 14-07-2021, Stb. 2021, 359

Wet tot wijziging van de ­Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 in verband met regeling van het vereiste van goedkeuring bij wet van een koninklijk besluit tot verlenging als bedoeld in artikel VIII, derde lid, van de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19

Artikel VIII van de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 (Twm) bevat een vervalbepaling. Uitgangspunt daarvan is dat de bepalingen die met de Twm of latere wijzigingswetten tot stand zijn gebracht en in artikel VIII, eerste lid, van de Twm worden genoemd, drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de Twm vervallen. Bij koninklijk besluit kan deze termijn steeds ten hoogste drie maanden worden verlengd (artikel VIII, derde lid, Twm). Het ontwerp voor het koninklijk besluit wordt ten minste een week voorgehangen bij zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer. Met deze wet krijgen beide Kamers van de Staten-Generaal het wettelijk recht om in de toekomst een bij koninklijk besluit vastgestelde verlenging ongedaan te maken en daarmee de werkingsduur van de Twm definitief te beëindigen. Overeenkomstig de door de Eerste Kamer uitgesproken voorkeur in de motie-De Boer c.s. (Kamerstukken I 2020/21, 35 526, nr. AK), wordt dit vormgegeven door in de Twm het vereiste op te nemen dat een koninklijk besluit tot verlenging is onderworpen aan goedkeuring bij wet. Indien de Tweede of de Eerste Kamer het wetsvoorstel verwerpt, vervallen met vrijwel onmiddellijke ingang alle bepalingen waarvan de werkingsduur werd verlengd. Verwerping van het goedkeuringswetsvoorstel heeft dus feitelijk tot gevolg dat de Twm ophoudt te bestaan en er geen wettelijke maatregelen meer kunnen worden getroffen ter bestrijding van de epidemie van COVID-19 of een directe dreiging daarvan. Aan de op dat moment geldende wettelijke maatregelen ontvalt dan de wettelijke basis. De desbetreffende ministeriële regelingen en het Tijdelijk besluit veilige afstand vervallen daarmee van rechtswege.

Inwerkingtreding met ingang van 17-07-2021.

Kamerstukken