Wet van 6-12-2012, Stb. 2013, 72 en inwerkingtredingsbesluit van 6-2-2013, Stb. 2013, 73
Wet tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband met de verbetering van de positie van pleegouders.
—Deze wet strekt tot het verbeteren van de rechtspositie van pleegouders ten opzichte van de overige partijen in de jeugdzorgketen van de Wet op de jeugdzorg en daarnaast tot het verbeteren van de financiële positie van pleegouders. Pleegouders zijn diegenen die pleegzorg bieden op basis van een tussen hen en een zorgaanbieder gesloten pleegcontract. De integratie van pleegouders als volwaardige schakel in het proces van hulp aan een kind is in het belang van het kind. Opname van een jeugdige in een pleeggezin is vaak te verkiezen boven plaatsing in een instelling. Bovendien is opname in een pleeggezin goedkoper dan plaatsing in een instelling. De Wet op de jeugdzorg kent op dit moment een beperkte regeling van de rechtspositie van pleegouders. Pleegouders hebben op grond hiervan weinig zeggenschap over hun pleegkind, waardoor geen recht wordt gedaan aan de belangrijke functie die zij binnen de jeugdzorg vervullen. Veel knelpunten komen voort uit de onduidelijke rechtspositie van pleegouders, die een serieuze partij zijn bij de hulpverlening en veel zicht hebben op het wel en wee van het kind. Deze wet maakt deel uit van een groter en samenhangend pakket aan maatregelen om de positie van pleegouders te versterken en heeft betrekking op de volgende onderwerpen:
- Medezeggenschap: dit omvat drie aspecten:
1. pleegouderraden;
2. medezeggenschapsbevoegdheden;
3. geschillenbehandeling. - Wederzijdse rechten en plichten.
- Afstemming voogdijplan, gezinsvoogdijplan of jeugdreclasseringsplan.
- Instemmingsrecht met betrekking tot de omschrijving in het hulpverleningsplan van hun rol in het hulpverleningsproces.
- De informatievoorziening aan pleegouders wordt verbeterd.
- Vertrouwenspersoon.
- Afschaffen ouderbijdrage en vervallen kinderbijslag: de in de artikelen 69 en 71 tot en met 76, van de Wet op de jeugdzorg geregelde onderhoudsbijdrage van ouders met kinderen die jeugdzorg ontvangen waarop aanspraak ingevolge deze wet bestaat wordt afgeschaft. Tegelijkertijd vervalt voor diegenen die deze onderhoudsbijdrage dienden te leveren en van wie de kinderen tenminste vijf aaneengesloten etmalen per week uit huis worden geplaatst, de kinderbijslag en eventueel kindgebonden budget. Deze besparing zal worden gebruikt voor de verbetering van de pleegvergoeding.
- Onderhoudsverplichting gezamenlijke pleegouder-voogden: de in artikel 1:282, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek neergelegde onderhoudsverplichting van pleegouders die met de gezamenlijke voogdij zijn belast, wordt afgeschaft.
Inwerkingtreding deels m.i.v. van 1-7-2013 en deels op een (nader) bij kb te bepalen te tijdstip.
Kamerstukken
- TK 2010/11, 32 529, nr. 1
- TK 2010/11, 32 529, nr. 2
- TK 2010/11, 32 529, nr. 3
- TK 2010/11, 32 529, nr. 4
- TK 2010/11, 32 529, nr. 5
- TK 2010/11, 32 529, nr. 6
- TK 2010/11, 32 529, nr. 7
- TK 2010/11, 32 529, nr. 13
- EK 2010/11, 32 529, nr. A
- EK 2011/12, 32 529, nr. B
- EK 2011/12, 32 529, nr. C
- EK 2011/12, 32 529, nr. D
- EK 2011/12, 32 529, nr. E
- EK 2011/12, 32 529, nr. F
- EK 2011/12, 32 529, nr. G
- EK 2011/12, 32 529, nr. H
- EK 2012/13, 32 529, nr. I
- EK 2012/13, 32 529, nr. K