Wet van 29-9-2011 Stb. 2011, 470
Wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister
—Belangrijkste elementen zijn de scheiding van het toezicht en het tuchtrecht en de versterking van het toezicht. Verder wordt de toegevoegde notaris ingevoerd en wordt het beheer van het testamentenregister overgedragen aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.
Aanleiding voor deze wet is de evaluatie van de Wet op het notarisambt door de commissie onder leiding van de toenmalige president van het Hof Arnhem, mr. A. Hammerstein (de evaluatiecommissie). De wet bevat een aantal voorstellen om de integriteit en kwaliteit van het notariaat te bevorderen. In de eerste plaats wordt voorgesteld om algemeen toezicht in te voeren dat preventief van aard is, dat ook de integriteit van de notaris betreft, dat niet beperkt wordt door het notariële beroepsgeheim en dat wordt uitgevoerd door een onafhankelijke toezichthouder: het Bureau Financieel toezicht, dat nu reeds belast is met het financieel toezicht op het notariaat. Het Bureau krijgt daarbij de bevoegdheid om bij overtreding van voorschriften met betrekking tot de administratie van een notaris of voor overtreding van de meldingsplicht met betrekking tot de financiële positie van een notaris, een boete of een dwangsom op te leggen. Ten aanzien van de persoon van de notaris wordt geregeld om te komen tot een persoonlijke selectie van de kandidaten voor de benoeming tot notaris. Bij deze selectie zullen de persoonlijke integriteit en kwaliteit centraal staan. In aanvulling hierop worden de wettelijke gronden voor schorsing en ontslag van notarissen uitgebreid. In de tweede plaats wordt nadere uitleg gegeven over de toepassing van art. 162 Sv, dat het Bureau verplicht tot het doen van aangifte tegen een notaris bij het plegen van een misdrijf waarbij deze zijn bijzonder ambtsplicht heeft geschonden of gebruik heeft gemaakt van zijn ambt. De wet voorziet in een aanscherping van de plicht tot dienstweigering door een notaris in geval van (beoogde) malversaties door zijn cliënt, alsmede een nadere invulling van de toepassing van deze verplichting door middel van een verordening van de KNB. Verder wordt het laten verrichten van kwaliteitstoetsen door de KNB, die dienen ter bevordering van de kwaliteit binnen het notariaat, wettelijk vastgelegd, alsmede de bevoegdheden van de toetsers van de KNB. Om de slagvaardigheid van de tuchtkamers te vergroten, worden de huidige negentien kamers samengevoegd tot vijf kamers op ressortniveau. De instelling van een centraal register voor het notariaat moet uitoefening van de taken van de tuchtkamers, de KNB en het Bureau en hun onderlinge samenwerking vergemakkelijken.
Inwerkingtreding
Besluit van 1-12-2011, Stb. 2011, 587
Artikel I, onderdelen E, derde subonderdeel, Ea, L, N, Na, Oa, S, Z, DD, FF, GG, EEE, tweede tot en met zevende subonderdeel, EEEa en GGGa, artikel V en artikel VIII van de wet van 29 september 2011 tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Stb. 2011, 470) treden in werking met ingang van 1 januari 2012.
Kamerstukken
- TK 2009/10, 32 250, nr. 1
- TK 2009/10, 32 250, nr. 2
- TK 2009/10, 32 250, nr. 3
- TK 2009/10, 32 250, nr. 4
- TK 2009/10, 32 250, nr. 5
- TK 2009/10, 32 250, nr. 6
- TK 2009/10, 32 250, nr. 7
- TK 2009/10, 32 250, nr. 8
- TK 2010/11, 32 250, nr. 12
- EK 2010/11, 32 250, nr. A
- EK 2010/11, 32 250, nr. B
- EK 2010/11, 32 250, nr. C
- EK 2010/11, 32 250, nr. D
- EK 2010/11, 32 250, nr. E
- EK 2010/11, 32 250, nr. F