Wet van 05-02-2020, Stb. 2020, 85
Wet houdende tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (Tijdelijke wet Groningen)
—In het Regeerakkoord 2017 ‘Vertrouwen in de Toekomst’ is opgenomen dat er een schadefonds komt onder onafhankelijke publieke regie en dat de afhandeling van schade en herstel onafhankelijk plaatsvindt van NAM. Deze wet voorziet in een wettelijke regeling voor een adequate en onafhankelijke afhandeling van alle vormen van schade als gevolg van bodembeweging door de aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg door de overheid en de financiering daarvan. Voor de afhandeling van aanvragen om vergoeding van schade wordt het Instituut Mijnbouwschade Groningen opgericht.
Het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht heeft als uitgangspunt dat schade die is veroorzaakt door een private partij in beginsel langs civielrechtelijke weg op die partij zelf wordt verhaald. Het is uitzonderlijk dat de overheid de afhandeling van schade overneemt van een private partij. De situatie rondom de gaswinning Groningen wordt gekenmerkt door de aard en omvang van de problematiek als gevolg van bodembeweging door de gaswinning Groningen, de maatschappelijke ontwrichting die dit tot gevolg heeft en het bij bewoners, bedrijven en maatschappelijke partijen levende wantrouwen in schadeafhandeling door de exploitant. Deze bijzondere situatie rechtvaardigt volgens de regering de uitzonderlijke en vergaande stap om de schadeafhandeling te beleggen bij de overheid en schade met behulp van het bestuursrecht af te handelen. Dit brengt met zich dat deze maatregelen tijdelijk van aard zijn en slechts van toepassing zullen zijn zolang de situatie in Groningen deze maatregelen rechtvaardigt. Het tijdelijke karakter van maatregelen in deze wet wordt in de eerste plaats tot uitdrukking gebracht in de titel. Voorts bevat de wet een evaluatieverplichting (artikel 20) op grond waarvan periodiek wordt bezien of het noodzakelijk is dat maatregelen waarin deze wet voorziet, blijven gelden.
De wet voorziet in de volgende maatregelen om een adequate en onafhankelijke afhandeling van schade en de financiering hiervan te regelen:
- een specifieke wettelijke grondslag voor de publiekrechtelijke afhandeling van alle schade als gevolg van bodembeweging door aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag bij Norg;
- de onafhankelijke uitvoering van deze taak door een daartoe in te stellen en in te richten zelfstandig bestuursorgaan, het Instituut Mijnbouwschade Groningen;
- een heffing, door de Minister van Economische Zaken op te leggen aan de exploitant van het Groningenveld en de gasopslag Norg, ter financiering van de kosten van afhandeling van schade door het Instituut (uitgekeerde vergoedingen en uitvoeringskosten en ook bijvoorbeeld de kosten van de uitvoering van de ‘stuwmeerregeling’);
- een concentratie van rechtsmacht bij de rechtbank Noord-Nederland;
- de mogelijkheid voor de rechtbank om rechtsvragen door middel van prejudiciële vragen voor te leggen aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tevens wordt in deze wet de geografische reikwijdte van het bewijsvermoeden (artikel 6:177a BW) verduidelijkt door te expliciteren dat dit tevens van toepassing is op de afhandeling van fysieke schade aan gebouwen en werken als gevolg van bodembeweging door aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van de gasopslag bij Norg.
Tevens bevat de wet een beperkte hardheidsclausule, waardoor in gevallen waarin een schademelding of claim eerder is voorgelegd aan het Centrum Veilig Wonen of de exploitant en waarin de exploitant met de gedupeerde een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten, het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) bevoegd is om af te wijken van de algemene regels en alsnog een aanvraag om vergoeding van schade in behandeling kan nemen.
Bij aangenomen amendement is voorts vastgelegd dat een ruimhartige schadeafhandeling als uitgangspunt moet gelden. Door de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) is sinds begin 2019 bij de meeste schades het wettelijk bewijsvermoeden toegepast als basis voor een zorgvuldige en ruimhartige schadeafhandeling. Het Protocol in het Besluit mijnbouwschade Groningen mag door deze wet niet slechter worden.
Ook is in de wet opgenomen over contra-expertise dat wordt geregeld dat er in de bezwaarfase voldoende mogelijkheid bestaat om gekwalificeerde en onafhankelijke deskundigen aan te wijzen die degene die bezwaar heeft ingediend, bijstaat met technische kennis tijdens de procedure.
Inwerkingtreding
Inwerkingtreding op een bij kb te bepalen tijdstip. Artikel 28, aanhef en onderdelen b en c, treedt in werking met ingang van 12-03-2020 en werkt terug tot en met 01-01-2018.
Inwerkingtredingsbesluiten van 09-06-2020, Stb. 2020,182 en van 27-03-2020, Stb. 2020, 184
Besluit tot wijziging van het Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet houdende tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg, en Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Tijdelijke wet Groningen (Stb. 2020, 85)
—Het Instituut Mijnbouwschade Groningen zal op het moment dat de wet in werking treedt nog niet in staat zijn om binnen de beslistermijn van acht weken besluiten te nemen op aanvragen om vergoeding van schade door waardedaling. Om die reden treedt de wet wel in werking met ingang van 01-07-2020 maar wordt de inwerkingtreding van artikel 13 van de Tijdelijke wet Groningen uitgesteld.