Wet van 30-09-2014, Stb. 2015, 122
Zie ook Stb. 2015, 123
Wet houdende regels inzake het raadgevend referendum
—In deze wet wordt een raadgevend, correctief referendum geregeld voor nationale wetgeving. De uitslag is niet bindend, omdat de Grondwet dit niet toestaat. Tegelijkertijd met het aan deze wet ten grondslag liggende wetsvoorstel hebben dezelfde initiatiefnemers een initiatiefwetsvoorstel (Kamerstukken 30 174) ingediend om de Grondwet te wijzigen teneinde de uitslag van het correctieve referendum bindend te maken. Dit voorstel is in eerste lezing nu ook aanvaard door de Eerste Kamer maar zal ook nog in tweede lezing moeten worden aanvaard met een 2/3-meerderheid.
Het raadgevend correctief referendum verschilt juridisch van het beslissend correctief referendum. Bij het raadgevend correctief referendum behoudt de wetgever onder alle omstandigheden de bevoegdheid om gemotiveerd zijn eigen, eventueel van het kiezersoordeel afwijkende keuze te maken. Juist de mogelijkheid om zo te handelen (en daarvoor dan ook de verantwoordelijkheid te dragen) en het ontbreken van het beslissende kiezersoordeel is kenmerkend voor het raadgevend referendum. Dit neemt niet weg dat materieel het kiezersoordeel voor de wetgever een belangrijk gegeven zal zijn bij heroverweging van de aan het raadgevend referendum onderworpen wet. Dit belang wordt nog versterkt door het feit dat op dezelfde wijze als bij het beslissend correctief referendum is geregeld dat een uitslag waarbij een meerderheid tegen heeft gestemd een afwijzende uitspraak van de kiezers oplevert. Het raadgevend correctief referendum draagt evenwel een adviserend karakter, terwijl het correctief referendum decisief is. Dit verschil in rechtsgevolg heeft consequenties voor de inpassing van het raadgevend correctief referendum in de procedure van wet- en regelgeving. Ten opzichte van het beslissend correctief referendum kent de regeling van het raadgevend referendum in deze wet een aantal eigen kenmerken die direct verband houden met het formele verschil in karakter tussen de beide vormen van het referendum. De grondwettelijke bepalingen over de wetgevingsprocedure verzekeren dat de wetgevende organen vrij en ongebonden blijven in hun eigen, finale besluitvorming inzake het aannemen en bekrachtigen van wetsvoorstellen. Het raadgevend referendum zoals geregeld in deze wet laat deze bevoegdheden onverlet, omdat het geen bindend maar een adviserend karakter draagt. De Grondwet laat de wetgever eveneens de ruimte voor een regeling van een raadgevend referendum op initiatief van kiesgerechtigde burgers waarbij de overheid termijnen in acht neemt bij de definitieve besluitvorming omtrent de aan de uitspraak van de kiezers te verbinden gevolgen. Net als bij de tijdelijke referendumwet is gekozen voor de ‘inwerkingtredingsvariant’, waarbij het raadgevend referendum plaatsvindt na de bekrachtiging maar voor de inwerkingtreding van een wet. Alleen de wetgever zelf moet kunnen beslissen dat een wet in werking treedt in weerwil van de afwijzing ervan bij referendum. De inwerkingtredingsvariant wordt gecompleteerd met intrekking van wetten waarvan na een referendum is besloten ze niet in werking te laten treden (‘intrekkingsvariant’).
De procedure wordt als volgt: nadat een wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen, kan een groep van kiesgerechtigden door middel van een inleidend verzoek van 10.000 kiesgerechtigden vragen om een referendum. Nadat zij tenminste 300.000 steunverklaringen hebben gekregen, kan een referendum worden gehouden. Een referendum kan gehouden worden over nationale wetgeving en over stilzwijgende goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland gelden. Geen referendum kan worden gehouden over: het koningschap, het koninklijk huis, begrotingen, wijzigingen van de Grondwet, wetten tot verandering in de Grondwet en wetten houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel hiertoe in overweging te nemen, wetten die uitsluitend strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties, rijkswetten, behalve rijkswetten tot goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland gelden, wetten bedoeld tot intrekking of tot regeling van de inwerkingtreding van een wet naar aanleiding van een daarover gehouden referendum, wetten die uitsluitend strekken tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van een verdrag naar aanleiding van een over de goedkeuring van dat verdrag gehouden referendum en wetten die uitsluitend strekken tot intrekking van de aan een verdrag verleende goedkeuring naar aanleiding van een daarover gehouden referendum. Er wordt tot slot een referendumcommissie ingesteld. Deze commissie stelt de datum en de vermelding van de wet of het verdrag op het stembiljet vast en verstrekt informatie aan de kiezers over de wet of het verdrag. Typische kiesrechttaken, zoals het controleren en het vaststellen van de inleidende en definitieve verzoeken, zijn aan de Kiesraad opgedragen. De wet verbindt alleen formele gevolgen aan die uitslag van een raadgevend referendum waarbij een meerderheid zich tegen het voorwerp van het referendum heeft uitgesproken. In dit geval is sprake van een raadgevende uitspraak tot afwijzing van de wet of de stilzwijgende goedkeuring van een verdrag. Een raadgevende uitspraak tot afwijzing leidt tot een verplichte heroverweging.
Inwerkingtreding m.i.v. 01-07-2015.
Kamerstukken
- TK 2005/06, 30 372, nr. 1
- TK 2005/06, 30 372, nr. 2
- TK 2005/06, 30 372, nr. 3
- TK 2005/06, 30 372, nr. 6
- TK 2005/06, 30 372, nr. 10
- TK 2006/07, 30 372, nr. 11
- TK 2006/07, 30 372, nr. 12
- TK 2006/07, 30 372, nr. 13
- TK 2006/07, 30 372, nr. 14
- TK 2007/08, 30 372, nr. 15
- TK 2008/09, 30 372, nr. 31
- TK 2008/09, 30 372, nr. 32
- TK 2009/10, 30 372, nr. 33
- TK 2009/10, 30 372, nr. 36
- TK 2009/10, 30 372, nr. 37
- TK 2009/10, 30 372, nr. 38
- TK 2011/12, 30 372, nr. 39
- TK 2011/12, 30 372, nr. 40
- TK 2012/13, 30 372, nr. 41
- TK 2012/13, 30 372, nr. 42
- EK 2012/13, 30 372, nr. A
- EK 2012/13, 30 372, nr. B
- EK 2012/13, 30 372, nr. C
- EK 2012/13, 30 372, nr. D
- EK 2012/13, 30 372, nr. E
- EK 2012/13, 30 372, nr. G
- EK 2014/15, 30 372, nr. H