Besluit van 06-02-2019, Stb. 2019, 85
Besluit houdende bepalingen inzake de overeenkomstige toepassing van de Wet politiegegevens op de verwerking van persoonsgegevens door personen die als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast met de opsporing van strafbare feiten (Besluit politiegegevens buiten-gewoon opsporingsambtenaren)
—De Wet politiegegevens is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van de politietaak, als bedoeld in de artikelen 3 en 4, eerste lid, van de Politiewet 2012 (Pw 2012). Onder de reikwijdte van deze wet valt de verwerking van persoonsgegevens door ambtenaren van de politie, de rijksrecherche, de Koninklijke marechaussee en de bijzondere opsporingsdiensten. De verwerking van persoonsgegevens door de buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) valt tot nu toe niet onder de Wet politiegegevens maar onder de (voormalige) Wet bescherming persoonsgegevens, die met ingang van 25 mei 2018 is vervangen door de algemene verordening gegevens-bescherming (AVG). Met de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging komt hierin verandering. Ter implementatie van deze richtlijn is de gegevensverwerking door de boa’s die niet in dienst zijn van de politie, de rijksrecherche, de Koninklijke marechaussee of een bijzondere opsporingsdienst onder de reikwijdte van de Wet politiegegevens gebracht. De regeling van de Wet politiegegevens voorziet er in dat bij algemene maatregel van bestuur onderdelen van de Wet politiegegevens van overeenkomstige toepassing worden verklaard op de verwerking van persoonsgegevens door een boa (art. 46 Wet politiegegevens). Met onderhavig besluit wordt dit nader geregeld. Daarbij is aangesloten bij de regeling voor de ambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten (Bod’en), in het Besluit politiegegevens Bod’en (BpgBod’en).