Wet van 30-9-2010, Stb. 2010, 715 en inwerkingtredingsbesluit van 26-10-2010, Stb. 2010, 726

Wet tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken

—Deze wet voorziet in een nieuwe regeling inzake de heffing en inning van griffierechten in burgerlijke zaken en beoogt het griffierechtenstelsel voor civiele zaken te vereenvoudigen. Bij het opstellen van de nieuwe regeling golden als randvoorwaarden dat de toegang tot het recht voor de burger gewaarborgd moest blijven en dat de overheidsinkomsten uit de heffing van griffierechten op peil zouden blijven met de kosten van de rechtspraak. Daarnaast is voor zover mogelijk aansluiting gezocht bij het griffierechtenstelsel in bestuursrechtzaken, dat een relatief eenvoudige en voor rechtzoekenden transparante regeling voor de heffing van griffierechten kent (artikel 8:41 Algemene wet bestuursrecht). De voornaamste wijzigingen ten opzichte van de oude regeling zijn:

  • a. de vaststelling van vaste tarieven in alle zaken in plaats van de berekening van het griffierecht als percentage van de vordering of het verzoek (percentageregeling);
  • b. de invoering van een vast laag tarief voor personen met weinig financiële middelen, onder gelijktijdige afschaffing van de regeling inzake de indebetstelling;
  • c. de introductie in het griffierechtenstelsel van het uitgangspunt van inning van het griffierecht aan het begin van de procedure;
  • d. het schrappen van artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv): de inning van de proceskostenveroordeling door de griffie;
  • e. het schrappen van de regeling inzake de honorering van advocaten en de begrotingsprocedure voor advocaten ingevolge de artikelen 29 tot en met 40 Wtbz.

De regeling inzake de honorering van advocaten is geschrapt omdat deze regeling verouderd is en in de praktijk niet meer wordt gebruikt. De begrotingsprocedure voor advocaten is eveneens verouderd. Bovendien bestaat deze bijzondere regeling niet in het strafrecht en het bestuursrecht en zijn er geen redenen gevonden om deze bijzondere regeling wel te handhaven in het civiele recht. In de nieuwe regeling zijn enkele uitgangspunten van het huidige systeem, zoals het ontbreken van een verweerderstarief bij de sector kanton, de verschillende tarieven die worden geheven van natuurlijke personen en rechtspersonen, het lagere tarief voor personen met weinig financiële middelen en een zekere samenhang tussen het griffierecht en het zaaksbelang, gehandhaafd.

Inwerkingtreding: de artikelen 1 tot en met 31, 32, onderdelen A, N, O, R, S en V, 33 tot en met 38, 40 tot en met 45, 45a, onderdeel B, 45b tot en met 56, 57, leden 1 en 3, en 58 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken, treden in werking met ingang van 1 november 2010. En de artikelen 32, onderdelen B tot en met M, P, Q, T, U, W tot en met Zg, 39, 45a, onderdeel A, en 56a, tweede lid, treden in werking met ingang van 1 januari 2011. De Wet treedt in twee fasen in werking. Het nieuwe griffierechtenstelsel en de daarin voorziene nieuwe staffelindeling en tarieven trad op 1 november in werking. De artikelen die uitvoering geven aan het uitgangspunt van inning van het griffierecht aan het begin van de procedure zullen op 1 januari 2011 in werking treden.
 

Kamerstukken