Wet van 21-5-2012, Stb. 2012, 220

Wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage

—Deze wet strekt ertoe de openbaarheid en transparantie inzake nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren te vergroten en daardoor het vertrouwen in de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit van de rechterlijke macht te bevorderen. Daartoe bevat het een aanvulling van de huidige regeling in de Wrra met bepalingen over de melding van nevenbetrekkingen door rechterlijke ambtenaren, de beoordeling hiervan door de functionele autoriteit, alsmede de registratie en openbaarmaking van gegevens met betrekking tot gemelde nevenbetrekkingen. Onder meer wordt een specificatie van te melden activiteiten buiten het rechtersambt voorgeschreven en worden eisen gesteld aan het openbare register van nevenbetrekkingen.
De toenmalige minister van Justitie heeft op 14 december 2004 het oorspronkelijke wetsvoorstel ingediend. Bij gelegenheid van de stemming in de (toenmalige) Tweede Kamer is een aantal amendementen aangenomen dat de reikwijdte van het wetsvoorstel danig heeft verruimd. De amendementen die in de zomer van 2007 zijn ingediend en aangenomen, betroffen achtereenvolgens:

  • een verbod voor advocaten om als rechter-plaatsvervanger werkzaam te zijn in de rechtbank waarbij hij als advocaat is ingeschreven, of als raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof tot het rechtsgebied waarvan de rechtbank behoort waarbij hij is ingeschreven (nr. 9);
  • een verbod voor rechterlijke ambtenaren van het openbaar ministerie om tevens als rechter-plaatsvervanger of raadsheerplaatsvervanger werkzaam te zijn, behoudens in geval buitengewoon verlof is verleend (nr. 10);
  • de mogelijkheid van ontslag van rechtersplaatsvervangers en raadsherenplaatsvervangers die gedurende twee jaar niet als zodanig zijn opgeroepen (nr. 11);
  • het vermelden in het register dat een plaatsvervanger gedurende een termijn van twee jaar niet is opgeroepen of tijdelijk is aangewezen (nr. 12).

Daarop heeft de regering in oktober 2007 advies aan de Raad van State gevraagd. Op 14 januari 2008 heeft de Raad van State zijn advies vastgesteld. Het nader rapport van de regering dateert van 27 mei 2008, waarna het wetsvoorstel inclusief enkele amendementen op 9 september 2008 met algemene stemmen is aangenomen in de (toenmalige) Tweede Kamer. Op dezelfde datum is het gewijzigd voorstel van wet bij de Eerste Kamer ingediend, deze bracht op 25 november van datzelfde jaar een voorlopig verslag uit waarna de behandeling lange tijd heeft stilgelegen. Op 13 maar 2012 stuurde de voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van de Eerste Kamer een brief aan de minister van (inmiddels) Veiligheid en Justitie waarin zij hem er op wees dat dit nader verslag nog op antwoord lag te wachten waarop op 1 mei 2012 dan eindelijk de memorie van antwoord verscheen.

Tegen de achtergrond van dit tijdsverloop wordt in de memorie van antwoord eerst een schets gegeven van de ontwikkelingen rond nevenbetrekkingen binnen en buiten de rechtspraak in de afgelopen periode, zoals de twee gedragscodes die tot stand zijn gebracht; de Leidraad nevenfuncties voor rechterlijke en gerechtsambtenaren, vastgesteld door de Presidentenvergadering op 23 maart 2009 en door de Ledenraad van de Nederlandse Vereniging voor rechtspraak (NVvR) op 20 april 2009, en de Rechterscode van de NVvR, vastgesteld door de Ledenraad van de NVvR op 26 september 2011. De minister gaat vervolgens onder meer in op de volgens enkele Eerste Kamerleden ongewenste gevolgen van de amendementen, en geeft aan achter het geamendeerde wetsvoorstel te staan en dat er naar zijn mening geen ongewenste gevolgen zijn voor de rechtspraak.
 

Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 20-12-2012, Stb. 2012, 664

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 21 mei 2012 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (Stb. 220).

—De wet treedt in werking met ingang van 1-1-2013.
 

Kamerstukken