Wet van 03-03-2021, Stb. 2021, 135

Wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht

Deze wet strekt tot wijziging van de Awb en enkele andere wetten en staat in het teken van twee stelselwijzigingen: de bundeling en uniformering van het omgevingsrecht door middel van de nieuwe Omgevingswet (wet van 23 maart 2016, Stb. 2016, 156) en de codificatie en harmonisatie van het nadeelcompensatierecht via de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (wet van 31 januari 2013, Stb. 2013, 50). De stelselwijzigingen in het omgevingsrecht en het nadeelcompensatierecht hangen deels met elkaar samen: hoofdstuk 15 van de Omgevingswet zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet bevat een specifiek op het omgevingsrecht toegesneden nadeelcompensatieregeling die enkele aanvullende regels bevat ten opzichte van de algemene regeling over nadeelcompensatie van titel 4.5 Awb.

In verband met de voornoemde stelselwijzigingen beoogt deze wet in de eerste plaats een goede afstemming tussen de Awb en de nieuwe Omgevingswet te bewerkstelligen. Daartoe worden enkele samenhangende wijzigingen in beide wetten aangebracht. Allereerst wordt de huidige regeling in Awb voor de gecoördineerde behandeling van samenhangende besluiten vervangen door een nieuwe regeling die toepasbaar is voor het hele omgevingsrecht (en daarbuiten). De bestaande specifieke coördinatieregelingen uit onder meer de Wet ruimtelijke ordening en Tracéwet kunnen daarmee komen te vervallen. Daarnaast worden in de Omgevingswet twee voorzieningen opgenomen ter aanvulling van de nieuwe coördinatieregeling: een bijzondere voorziening met het oog op de coördinatie van een omgevingsplan met een omgevingsvergunning en een bevoegdheid tot ‘indeplaats­treding’. Aangezien beide voorzieningen een oplossing beogen te bieden voor coördinatieproblemen die specifiek zijn voor het omgevingsrecht, is (uiteindelijk) besloten deze voorzieningen op te nemen in de Omgevingswet, in plaats van in de nieuwe coördinatieregeling van de Awb. Ten slotte wordt de regeling in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die inhoudt dat het mogelijk is om een herstelsanctie ook te laten gelden voor rechtsopvolgers, opgenomen in het hoofdstuk over handhaving van de Omgevingswet.

Ten tweede wordt de in de Awb vervatte medewerkingsplicht aan toezichthouders aangevuld met de mogelijkheid om overtreding van deze medewerkingsplicht bestuurlijk te handhaven door ­middel van een last onder bestuursdwang. Aangezien veel bijzondere wetten op dit moment al voorzien in de mogelijkheid tot oplegging van een bestuurlijke sanctie wegens overtreding van de medewerkingsplicht, voorziet deze wet daarnaast in de benodigde aanpassing van deze wetten aan het hier geregelde.

Ook bevat deze wet enkele aanpassingen of intrekkingen van bijzondere nadeelcompensatieregelingen met het oog op de inwerkingtreding van titel 4.5 Awb. Nu de algemene nadeelcompensatieregeling van titel 4.5 Awb gedeeltelijk samenhangt met de bijzondere nadeelcompensatieregeling van hoofdstuk 15 van de Omgevingswet, is ervoor gekozen de aanpassingswetgeving die nodig is voor de wetten die niet opgaan in de Omgevingswet in deze wet op te nemen.

De wet regelt tot slot dat voor de rechtsmacht van de bestuursrechter inzake nadeelcompensatiebesluiten wordt aangesloten bij de hoofdregel van rechtspraak in twee instanties (beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij – normaliter – de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State). Hiermee wordt teruggekeerd naar de regeling zoals die aanvankelijk was opgenomen in het wetsvoorstel Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Wns) zoals destijds ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2010/11, 32 621, nr. 2). Daarmee wordt de wijziging die daarin bij nota van wijziging was aangebracht, teruggedraaid.

Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 18-05-2021, Stb. 2021, 254

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en daarmee samenhangende bepalingen uit de Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Stb. 2021, 135)

—De artikelen 1 (onderdelen C, D en F), 4.1 tot en met 4.71, 4.73 tot en met 4.89, 4.91 tot en met 4.107, 4.109 tot en met 4.113 en 5.2 treden in werking met ingang van 01-07-2021.

Inwerkingtredingsbesluit van 06-10-2023, Stb. 2023, 336

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en daarmee samenhangende bepalingen uit de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten en de Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in ­verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Stb. 2021, 135)

—Met dit besluit treedt de regeling voor nadeelcompensatie zoals opgenomen in titel 4.5 Awb per 1 januari 2024 in werking. Deze titel kon destijds nog niet in werking treden omdat aanpassingswetgeving noodzakelijk was. Deze aanpassingswetgeving is opgenomen in de Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht. Met dit inwerkingtredingsbesluit treden daarom ook enkele artikelen uit deze wet in werking.

Kamerstukken