Wet van 02-06-2014, Stb. 2014, 200

Wet tot wijziging van Boek 6 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en het vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het Arbitragerecht

Deze wet tot wijziging van de Nederlandse arbitrageregels is één van de maatregelen in het kader van de Innovatieagenda. Deze innovatiemaatregel brengt wijziging in het arbitragerecht op verschillende fronten, die er alle toe bijdragen dat bepaalde belemmeringen voor het gebruik van arbitrage worden weggenomen. De arbitrageprocedure wordt waar mogelijk vereenvoudigd en administratieve lasten worden verlicht, bijvoorbeeld door afschaffing van de verplichting tot deponering van het arbitrale vonnis. Ook wordt nadrukkelijk de mogelijkheid geschapen om ook gebruik te maken van eigentijdse elektronische middelen. Verder worden best practices uit de bestaande arbitragepraktijk gecodificeerd, zoals de regels over de schriftelijke fase in een arbitragegeding en de plaatsopneming en bezichtiging. Onduidelijkheden in de wet worden opgehelderd door bijvoorbeeld alle bepalingen betreffende het hoger beroep in één overzichtelijke afdeling te plaatsen. Het beleid van het kabinet om de rechter zo gericht mogelijk in te zetten leidt tot een aantal aanpassingen die de tussenkomst van de gewone rechter in de arbitrageprocedure betreffen. Zo komen er ruimere mogelijkheden voor (al dan niet voorlopige) bewijsmaatregelen in de arbitrageprocedure. Slechts bij uitzondering ligt hier een rol voor de gewone rechter. De procedure tot vernietiging van een arbitraal vonnis is teruggebracht tot een rechtsgang in één instantie, namelijk bij het gerechtshof. Ten slotte regelt de wet dat partijen ruimere mogelijkheden krijgen om zelf afwijkende afspraken voor hun arbitrageprocedure te maken. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bewijsvoering en het hoger beroep, waar de meeste bepalingen in het voorstel van regelend recht zijn. Afwijkende afspraken kunnen dan zowel blijken uit het door partijen gekozen arbitragereglement als uit door partijen zelf gemaakte afspraken. Het arbitraal beding wordt op de zwarte lijst van onredelijke bezwarende bedingen geplaatst. Dit zorgt ervoor dat een geschil tussen een consument en een ondernemer niet ‘zomaar’ door middel van arbitrage kan worden beslecht.
Naast het uitvoeren van de Innovatieagenda is het verbeteren van de concurrentiepositie van Nederland ook een aanleiding voor deze wet. Het bieden van een hoogwaardige geschilbeslechting zowel bij de overheidsrechter als in arbitrage is daarvoor essentieel. In de wet worden de Nederlandse arbitrageregels daarom, nog meer dan nu het geval is, geschoeid op de internationale leest van de modelwet van de Verenigde Naties op dit terrein (de Uncitral Model Law voor arbitrage) en gemoderniseerd. De wet maakt ook institutionele wraking mogelijk. Dit sluit aan bij de internationale arbitragepraktijk.
 

Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 30-06-2014, Stb. 2014, 254

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 2 juni 2014 tot wijziging van Boek 3, Boek 6 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en het Vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het Arbitragerecht

— De wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
 

Kamerstukken