Wet van 25-05-2016, Stb. 2016, 240

Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van de strafmaxima voor mensensmokkel

—Deze wet betreft één van de maatregelen die de tijdelijke Ministeriële Commissie Migratie heeft voorgesteld om de migrantenstroom in goede banen te leiden en – in dit geval – om mensensmokkel beter te bestrijden. Dit betreft een verhoging van de strafmaxima voor mensensmokkel. Hiervoor is wijziging van het Wetboek van Strafrecht noodzakelijk, waartoe deze wet strekt.

Van een hogere strafbedreiging voor het delict mensensmokkel gaat een normatieve en afschrikwekkende werking uit. Hiermee beoogt het kabinet een krachtig signaal af te geven dat het profiteren en stimuleren van illegale migratie niet wordt getolereerd. De hogere strafmaxima beogen daarnaast uitdrukking te geven aan de veranderde opvattingen in de maatschappij over de laakbaarheid en strafwaardigheid van deze gedragingen. Bij (georganiseerde) mensensmokkel past, gezien de aard ervan en de impact voor de gesmokkelden, een hoge strafbedreiging die recht doet aan de ernst van het feit.

Het strafmaximum voor het gronddelict mensensmokkel was vier jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vijfde categorie. Artikel 197a, derde tot en met zesde lid, Sr voorziet in een aantal wettelijke strafverzwarende omstandigheden (in de uitoefening van een ambt of beroep, het beroep of gewoonte maken of in vereniging begaan van het feit alsmede het zwaar lichamelijk letsel, levensgevaar of dood ten gevolg hebben). Deze gedifferentieerde strafbaarstelling maakt het mogelijk dat de professionele mensensmokkelaar zwaarder gestraft wordt dan de ‘kleine’ mensensmokkelaar en dat zwaardere straffen kunnen worden opgelegd wanneer ernstige gevolgen zijn ingetreden. Met deze wet komt op het basisdelict een strafbedreiging van zes jaren gevangenisstraf of een geldboete van de vijfde categorie te staan. In aansluiting hierop wordt de strafbedreiging op de verschillende strafverzwarende omstandigheden verhoogd tot respectievelijk acht jaren (in uitoefening ambt of beroep), tien jaren (beroep of gewoonte of in vereniging), vijftien jaren (zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar) en achttien jaren (dood tot gevolg).

Inwerkingtreding m.i.v. 01-07-2016. 


Kamerstukken