Wet van 01-03-2014, Stb. 2014, 105

Wet inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet)

—Het doel van deze wet is om het jeugdstelsel te vereenvoudigen en efficiënter en effectiever te maken. Decentralisatie van alle jeugdhulp naar gemeenten, waarin dit wetsvoorstel voorziet, schept hiertoe de bestuurlijke en financiële randvoorwaarden.
 

Decentralisatie

De volgende voorzieningen worden gedecentraliseerd naar gemeenten:

  • de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg;
  • de gesloten jeugdzorg;
  • de geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-ggz);
  • de zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking;
  • de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen;
  • vervoer bij begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen;
  • kortdurend verblijf ten behoeve van jeugdigen;
  • ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg);
  • de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en van jeugdreclassering.

Na de decentralisatie blijft het Rijk systeemverantwoordelijk. Voor de lokale bestuurlijke verhoudingen en de interbestuurlijke verhoudingen geeft de Gemeentewet het kader. Met het wetsvoorstel wordt een extra dimensie aan het verloop van het lokale proces toegevoegd door de gemeente op te dragen om een plan op te stellen voor het integrale jeugdbeleid, met een sterk agendazettend karakter.
 

Van recht op zorg naar jeugdhulpplicht

Het wettelijk recht op zorg wordt vervangen door een jeugdhulpplicht voor gemeenten, vergelijkbaar met de huidige compensatieplicht in de Wmo. Het college is alleen gehouden een voorziening te treffen als de jeugdige en zijn ouders er op eigen kracht niet uitkomen. Vervolgens beslist de gemeente of en welke voorziening een jeugdige nodig heeft. De gemeente is gehouden om te zorgen voor een deskundige advisering over en beoordeling van de vraag of er een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is en welke voorziening dit dan is. De gemeente maakt een zelfstandige afweging over welke voorziening precies moet worden getroffen. Dit maakt de omslag mogelijk van een systeem van een recht van de burger naar een plicht van de gemeente om waar nodig voorzieningen te treffen, waarbij meer ingespeeld wordt op de lokale en persoonlijke omstandigheden. De door de gemeente te treffen voorziening kan zowel een algemene, vrij toegankelijke voorziening zijn als een individuele voorziening. Een individuele voorziening zal vaak betrekking hebben op meer gespecialiseerde zorg.
 

Gecertificeerde jeugdhulp

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp en gecertificeerde instellingen. In de wet worden aan de aanbieders van jeugdhulp diverse eisen gesteld, in het belang van de veiligheid, gezondheid en rechtspositie van de jeugdige.


Inwerkingtreding

De artikelen 1.1, 2.2, 2.9, 2.15, 3.4, 10.4, en 12.4 treden op 15 maart 2014 in werking. De overige artikelen treden in werking op een bij kb te bepalen tijdstip.

Inwerkingtredingsbesluit van 08-12-2014, Stb. 2014, 493

Besluit houdende de inwerkingtreding van artikel 10.4a Jeugdwet

— Met ingang van 12-12-2014 treedt artikel 10.4a Jeugdwet in werking.


Kamerstukken