Wet van 18-12-2019, Stb. 2019, 504 en inwerkingtredingsbesluit van 18-12-2019, Stb. 2019, 507

Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

De Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB; Stb. 2017, 82) voorziet in een nieuwe regeling voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen in het Wetboek van Strafvordering (Sv). Onderhavige wet strekt tot het regelen van de samenloop van de Wet USB met wetten die tijdens de totstandkoming van de Wet USB en nadien tot stand zijn gekomen. Na volledige inwerkingtreding van deze wet zullen de bepalingen over de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen die thans verspreid staan over het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering, zijn opgenomen in één nieuw Boek in het Wetboek van Strafvordering. De Wet USB maakt onderdeel uit van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. De implementatie wordt voorbereid in het implementatieprogramma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB). De meest in het oog springende wijziging die met de Wet USB is doorgevoerd, is de verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van het openbaar ministerie naar de Minister van Justitie en Veiligheid. Kernonderdeel van de bijbehorende nieuwe werkwijze voor de bij de uitvoering betrokken partijen is het bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) opgerichte Administratie- en Informatiecentrum voor de Executie (AICE). Het AICE zal de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen die het openbaar ministerie aanlevert, namens de Minister als opdracht uitzetten bij de personen en instanties die met de feitelijke tenuitvoerlegging van die beslissingen zijn belast (zoals gevangenissen, politie, openbaar ministerie, CJIB, reclassering, RvdK). De nieuwe wetgeving en de nieuwe werkwijze moeten ervoor zorgen dat de tenuitvoerlegging van opgelegde straffen en maatregelen snel, daadwerkelijk en volledig gebeurt, door goed geïnformeerde partijen.

Inwerkingtreding met ingang van 01-01-2020, met uitzondering van artikel IV.


Kamerstukken