Wet van 22-12-2011, Stb. 2011, 645

Wet tot intrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars

—Deze wet regelt de intrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) in het kader van de beperking van de overheidsbemoeienis met kunst en cultuur. De WWIK wordt met ingang van 1 januari 2012 ingetrokken. Hierdoor gaan voor kunstenaars die een beroep doen op inkomensondersteuning van overheidswege dezelfde polisvoorwaarden gelden als voor ieder ander. Kunstenaars die gebruikmaken van de WWIK genoten nog een uitzonderingspositie in de sociale zekerheid. Zij worden door een uitkering (maximaal vier jaar) in staat gesteld een al dan niet gemengde beroepspraktijk als kunstenaar op te zetten. Naar het oordeel van de regering is de huidige uitzonderingspositie van kunstenaars niet te rechtvaardigen ten opzichte van andere beroepsgroepen, waarvoor ook geldt dat afgestudeerden moeilijk werk vinden in de richting waarvoor zij zijn opgeleid. Voor zover een kunstenaar na de beoogde intrekking van de WWIK (nog) niet in staat is zelfstandig in het bestaan te voorzien, kan betrokkene een beroep doen op de WWB of de WIJ. Dit geldt ook voor kunstenaars die al van de WWIK gebruikmaken voorafgaand aan de intrekking, omdat voor hen géén uitzondering wordt gemaakt.

De Rechtbank Den Haag besliste op 3 januari dat dit laatste in strijd is met art. 1 Eerste Protocol bij het EHRM en dat de Staat een adequate overgangsregeling moet treffen.

Inwerkingtreding m.i.v. 1-1-2012.
 

Kamerstukken