Wet van 15-12-2011, Stb. 2011, 663

Wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98)

—Deze wet bevat, ter omzetting van de richtlijn, evenals de richtlijn zelf, regels omtrent normen en procedures voor de terugkeer van onderdanen van derde landen, derhalve vreemdelingen, niet zijnde gemeenschapsonderdanen, die ‘illegaal’ op het grondgebied verblijven van het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Met de wet wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het bestaande stelsel van de Vw 2000 en de bestaande procedures met betrekking tot toegang, vreemdelingenbewaring en ongewenstverklaring. Voor de implementatie hoeft de Nederlandse regelgeving slechts beperkt te worden aangepast. Daarvoor in aanmerking komende regels met betrekking tot uitzetting en bewaring die voorheen slechts in de Vc 2000 waren neergelegd, worden verheven tot algemeen verbindende voorschriften door deze over te hevelen naar de Vw 2000.

Nieuw is dat aan de termijn van vreemdelingenbewaring een wettelijk maximum moet worden gesteld van zes maanden, met een mogelijke verlenging met ten hoogste nog eens twaalf maanden, welke eveneens in de wetgeving moet worden neergelegd. Voorts is nieuw dat voortaan ook ten aanzien van een vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, die illegaal in ons land verblijft en wiens verblijf immer illegaal is geweest in beginsel in alle gevallen een terugkeerbesluit moet worden uitgevaardigd, omdat die vreemdeling ingevolge artikel 62, derde lid, onder b, van de Vw 2000 onmiddellijk moet vertrekken. Het door de richtlijn geïntroduceerde inreisverbod is vergelijkbaar met, doch niet in alle opzichten gelijk aan, de bestaande maatregel van ongewenstverklaring in de zin van artikel 67 van de Vw 2000. Het inreisverbod zoals dat voortvloeit uit de richtlijn is daarom in een separaat artikel opgenomen (artikel 66a) en geldt voor het hele Schengengebied. Omdat het systeem van de richtlijn ook ten aanzien van de termijn van het inreisverbod en de opheffing daarvan afwijkt van het systeem omtrent de (onbepaalde duur van de) ongewenstverklaring en de opheffing daarvan, is met het oog op de transparantie besloten om de bepalingen omtrent het inreisverbod en de opheffing ervan onder te brengen in een afzonderlijke afdeling. Als er een Europees inreisverbod wordt of kan worden uitgevaardigd, namelijk in geval de vreemdeling tot de doelgroep van de richtlijn behoort, kan geen nationale ongewenstverklaring worden uitgevaardigd. Met het oog op de uitvoering en handhaving van het inreisverbod en ook van de ongewenstverklaring kan de vreemdeling ter fine van weigering van de toegang worden gesignaleerd in het SIS.

Inwerkingtreding m.i.v. 31-12-2011.
 

Kamerstukken