Wet van 03-07-2019, Stb. 2019, 257 en inwerkingtredingsbesluit van 18-07-2019, Stb. 2019, 276
Wet houdende implementatie van de Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PbEU 2017, L 198)
—Deze wet strekt tot implementatie van bovengenoemde richtlijn waarmee minimumregels worden vastgesteld voor het omschrijven van strafbare feiten en sancties betreffende de bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, met als doel, in overeenstemming met het acquis van de Unie op dit gebied, de bescherming tegen strafbare feiten die deze financiële belangen schaden, te verhogen (artikel 1 van de richtlijn). De richtlijn vervangt de Overeenkomst, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1995 (het Fraudeverdrag) en de bijbehorende protocollen bij dat verdrag van respectievelijk 27 september 1996, 29 november 1996 en 19 juni 1997. De richtlijn dient uiterlijk op 6 juli 2019 door de lidstaten op nationaal niveau te zijn omgezet (artikel 17 van de richtlijn).
Hoewel zich een EU-acquis voor de bestrijding van fraude en corruptie heeft ontwikkeld, zijn het Fraudeverdrag en de bijbehorende Protocollen op nationaal niveau op uiteenlopende wijze geïmplementeerd, waardoor de mate van bescherming dikwijls per lidstaat verschilt. Dit betekent dat de financiële belangen van de Unie op dit moment niet overal op vergelijkbare wijze strafrechtelijk worden beschermd en dat de maat-regelen tegen fraude onvoldoende afschrikwekkend zijn. Tevens bergt dit het risico in zich dat personen die strafbare feiten (willen) plegen, hiervoor uitwijken naar lidstaten die een minder afschrikwekkend strafrechtelijk stelsel hanteren. Om tot een effectievere aanpak van EU-fraude te komen – onder meer door verbetering van de strafbaarstellingen en verdergaande harmonisatie van sancties – zodat de belangen van de Unie beter worden gewaarborgd, is door de Europese Commissie voorgesteld het huidige Fraudeverdrag en de bijbehorende Protocollen te vervangen door de richtlijn.
Voor een groot deel voldoet Nederland al aan hetgeen waartoe de richtlijn verplicht. De implementatie van de richtlijn vergt dan ook slechts op het niveau van de formele wet een verhoging van de strafmaat van artikel 323a Sr van drie naar vier jaar. Genoemd artikel stelt het misbruik van nationale en internationale subsidies strafbaar. Deze wet voorziet in de door de richtlijn vereiste strafverhoging.
Inwerkingtreding met ingang van 01-08-2019.