Wet van 18-7-2009, Stb. 2009, 317

Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het verbeteren en versterken van de vaststelling van de identiteit van verdachten, veroordeelden en getuigen

—Om misbruik van identiteit in het strafrecht tegen te gaan, wordt een strafrechtsketennummer (SKN) ingevoerd als persoonsnummer voor de gehele strafrechtsketen. Hoewel alomvattende gegevens over identiteitsverwisseling niet beschikbaar zijn, zijn er duidelijke aanwijzingen dat er aanzienlijke problemen zijn rond de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden. Zo werden in 1994 bij de parketten 5700 strafzaken met betrekking tot identiteitsfraude ingeschreven; in 2004 was dit aantal gestegen tot 8200, in 2006 echter weer gedaald naar 5700. Deze aantallen betreffen hoofdzakelijk het gebruik maken van een vals reisdocument (art. 231 Sr en het opgeven van een valse naam (art. 435, onder 4°, Sr). Een groot deel van de gevallen waarin herziening van een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling wordt gevraagd bij de Hoge Raad, berust op beweerde persoonsverwisseling. De laatste jaren komen er ook in de jurisprudentie steeds meer gevallen voor van (beweerde) persoonsverwisseling. Zie onder meer:

  • HR 12 december 2006, NJ 2007, 13 (opgeven valse naam bij instellen cassatie);
  • HR 13 maart 2007, NJ 2007, 169 (valse personalia opgegeven bij verhoor door politie);
  • idem, NJ 2007, 170 (opgeven van valse personalia bij instellen van hoger beroep).

Zie ook Hof Amsterdam 2 december 1999, NJ 2000, 317.

Behalve vanuit de rechtspraak worden ook vanuit de andere betrokken beroepsgroepen signalen gemeld van persoonsverwisselingen en identiteitsfraude. Behalve de invoering van een SKN worden de volgende maatregelen genomen:

  • het verruimen van de mogelijkheden van de afname en het gebruik van foto’s en vingerafdrukken voor het vaststellen van de identiteit van verdachten en veroordeelden;
  • de introductie van een identificatieplicht voor een verdachte ten opzichte van een rechterlijk ambtenaar en voor een gedetineerde verdachte of een veroordeelde ten opzichte van de directeur of hoofd van een inrichting of psychiatrisch ziekenhuis waar hij zijn straf of maatregel ondergaat;
  • het opleggen van de verplichting aan de functionarissen in de strafrechtsketen om de identiteit van een verdachte of veroordeelde vast te stellen en het regelen van de twee momenten waarop die verplichting geldt;
  • hierop bestaat een uitzondering voor de rechterlijk ambtenaar aan wie de bevoegdheid wordt toegekend om de identiteit van een verdachte alleen vast te stellen, indien over zijn identiteit twijfel bestaat;
  • het aanwijzen van de Minister van Justitie als ID-autoriteit voor de strafrechtsketen;
  • het oprichten van de strafrechtsketendatabank en het stellen van regels over het verwerken van de identificerende persoonsgegevens die daarin zullen worden opgeslagen en van de vingerafdrukken die in het vingerafdrukkenbestand van de politie, HAVANK, worden opgeslagen. Ook getuigen krijgen de verplichting opgelegd zich tegenover de rechter te legitimeren.

Inwerkingtreding op een bij kb te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
 

Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 25-3-2010, Stb. 2010, 152

—De wet van 18 juli 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het verbeteren en versterken van de vaststelling van de identiteit van verdachten, veroordeelden en getuigen (Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen) (Stb. 2009, 317) en het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden, met uitzondering van de artikelen 11 en 12, onderdeel C, onder 1, treden met ingang van 1 oktober 2010 in werking.
 

Kamerstukken