Wet van 12-03-2014, Stb. 2014, 125

Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met verbetering van de regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden

Doel van deze wet is in de eerste plaats uitbreiding van de mogelijkheden tot bestrijding van fraude met identiteitsbewijzen en in de tweede plaats verbetering van de regeling over de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden. Om het eerste doel te bereiken voorziet de wet, door aanpassing van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de Wegenverkeerswet 1994, erin dat meer frauduleuze gedragingen met identiteitsbewijzen strafbaar worden gesteld om beter te kunnen optreden tegen personen die zich wederrechtelijk proberen te identificeren en het vertrouwen in de juistheid van identiteitsbewijzen in stand te houden. Fraude met papieren (of geplastificeerde) identiteitsbewijzen die in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht zijn aangewezen, en andere identiteitsbewijzen die afgegeven zijn door diensten of organisaties van vitaal of nationaal belang, wordt geheel onder de werking van artikel 231 Sr (dat is het artikel dat nu al de strafbaarstelling van fraude met reisdocumenten bevat) gebracht; fraude met de meer in zwang komende biometrische identiteitsbewijzen wordt afzonderlijk strafbaar gesteld in een nieuw artikel 231a Sr. Bij biometrische identiteitsbewijzen gaat het om de biometrische kenmerken en biometrische persoonsgegevens die gebruikt worden om vast te stellen of die persoon degene is die hij aangeeft te zijn. Het gaat hier op dit moment vooral om het gebruik van de vingers en de daarvan afgeleide vingerafdrukken. Om het tweede doel te bewerkstelligen worden enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden gewijzigd die met de Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen in die wetten geïntroduceerd zijn.
 

Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 07-04-2014, Stb. 2014, 149

Besluit houdende inwerkingtreding van de wet van 12 maart 2014 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de verbetering van de regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden (Stb. 2014, 125)

—Deze wet treedt in werking op 1 mei 2014.
 

Kamerstukken